Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
20 maart 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 oktober 2015, betreffende een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1967, heeft een cassatieberoep ingesteld, waarbij R.J. Baumgardt als advocaat optreedt. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar enkel wat betreft de hoogte van het opgelegde bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het eerste middel niet tot cassatie kan leiden, omdat het geen rechtsvragen oproept die relevant zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.
Het tweede middel betreft de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. De Hoge Raad oordeelt dat deze termijn is overschreden, aangezien er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidt tot een vermindering van de aan de betrokkene opgelegde betalingsverplichting van € 21.000,-. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting, en vermindert het te betalen bedrag naar € 18.900,-. Het beroep wordt voor het overige verworpen.