ECLI:NL:HR:2018:349

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 maart 2018
Publicatiedatum
15 maart 2018
Zaaknummer
17/01665
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak over hondenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 maart 2018 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De zaak betreft een geschil over de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de hondenbelasting. De uitspraak van het Gerechtshof dateert van 27 juni 2017 en betreft het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant.

Belanghebbende heeft in cassatie een aantal middelen voorgesteld, waarop het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant heeft gereageerd met een verweerschrift. Na een conclusie van repliek van belanghebbende en een conclusie van dupliek van het dagelijks bestuur, heeft de Hoge Raad de middelen beoordeeld.

De Hoge Raad oordeelt dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

16 maart 2018
Nr. 17/01665
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 27 juni 2017, nr. 16/00001, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nr. SHE 15/1066) betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de hondenbelasting.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant (hierna: het Dagelijks bestuur) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het Dagelijks bestuur heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2018.