ECLI:NL:HR:2018:315

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 maart 2018
Publicatiedatum
9 maart 2018
Zaaknummer
17/03995
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning gezamenlijk gezag aan ouders en regeling inzake verdeling zorg- en opvoedingstaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 maart 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de toekenning van gezamenlijk gezag aan ouders. De moeder, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 5 juli 2017. De vader, verweerder in cassatie, is niet verschenen in de procedure. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag, die relevant zijn voor het verloop van het geding. De advocaat-generaal M.H. Wissink heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de advocaat van de moeder heeft hierop gereageerd. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de moeder verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft.

Uitspraak

9 maart 2018
Eerste Kamer
17/03995
LZ/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
[de vader],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de vader.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak C/09/476267/FA RK 14-8458 van de rechtbank Den Haag van 18 maart 2015 en 9 oktober 2015;
b. de beschikkingen in de zaak 200.182.318/01 van het gerechtshof Den Haag van 20 juli 2016 en 5 juli 2017.
De beschikkingen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof van 5 juli 2017 heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de moeder heeft bij brief van15 januari 2018 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.J. Kroeze en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
9 maart 2018.