ECLI:NL:HR:2018:292

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 maart 2018
Publicatiedatum
1 maart 2018
Zaaknummer
16/05277
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over terbeschikkingstellingsregeling en onzakelijke lening in inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 maart 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een geschil over de terbeschikkingstellingsregeling en de vraag of er sprake was van een onzakelijke lening in het kader van de inkomstenbelasting voor het jaar 2010. De belanghebbende had een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, waartegen beroep was ingesteld. De uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 september 2016, die de aanslag bevestigde, werd door de Staatssecretaris in cassatie aangevochten. De Advocaat-Generaal had eerder geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

De Hoge Raad oordeelde dat het middel faalt, omdat de bestreden oordelen van het Hof niet blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk zijn. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten, vastgesteld op € 1879 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens werd er een griffierecht van € 503 geheven. Dit arrest is openbaar uitgesproken en de uitspraak is aan het arrest gehecht.

Uitspraak

2 maart 2018
nr. 16/05277
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de
Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 20 september 2016, nr. 15/01447, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. LEE 15/1424) betreffende de aan
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) voor het jaar 2010 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 15 juni 2017 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie (ECLI:NL:PHR:2017:566).
Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

Het middel faalt, aangezien de daardoor bestreden oordelen niet blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting en, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid kunnen worden getoetst. Zij zijn ook niet onbegrijpelijk.

3.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1879 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, en de raadsheren L.F. van Kalmthout en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2018.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 503.