ECLI:NL:HR:2018:286

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 februari 2018
Publicatiedatum
23 februari 2018
Zaaknummer
17/00476
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over gerechtelijke erkentenis en vernietiging tussenvonnis zonder hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van AB DOCUMENT B.V. tegen Stichting Administratiekantoor FMI-V.T.U. Groep. De zaak betreft de vraag of er sprake is van een gerechtelijke erkentenis in de zin van artikel 154 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en of het hof een tussenvonnis heeft vernietigd zonder dat daartegen hoger beroep was ingesteld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten in de feitelijke instanties, waaronder vonnissen van de rechtbank Amsterdam en arresten van het gerechtshof Amsterdam. AB heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof van 21 april 2015, 16 juni 2015 en 18 oktober 2016. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt AB in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van STAK zijn begroot op € 2.672,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

23 februari 2018
Eerste Kamer
17/00476
LZ/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
AB DOCUMENT B.V.,
gevestigd te Utrecht,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J. den Hoed,
t e g e n
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR FMI-V.T.U. GROEP,
gevestigd te Bergen op Zoom,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. D. Rijpma en mr. M. den Besten.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als AB en STAK.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/13/496150/HA ZA 11-2259 van de rechtbank Amsterdam van 2 november 2011, 14 maart 2012 en 23 januari 2013;
b. de arresten in de zaak 200.133.624/01 van het gerechtshof Amsterdam van 9 september 2014, 21 april 2015, 16 juni 2015 en 18 oktober 2016.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof van 21 april 2015,16 juni 2015 en 18 oktober 2016 heeft AB beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
STAK heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van AB heeft bij brief van22 december 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt AB in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van STAK begroot op € 2.672,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
23 februari 2018.