3.4Het oordeel van de rechtbank(1)
Uit de in het dossier aanwezige arbeidsovereenkomst van 31 december 2012 tussen verdachte en [A] zou blijken dat zij per directe ingang voor onbepaalde tijd en zonder proeftijd in de functie van secretaresse in dienst is getreden, tegen een brutoloon van € 4.972,21 per maand.(2) Ook is in het dossier aanwezig een overeenkomst, gesloten tussen verdachte en [A] , van 5 februari 2013, waarbij de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 maart 2013 wordt beëindigd.(3)
Getuige [betrokkene 1] , secretaresse, heeft verklaard dat zij had gehoord dat verdachte ook voor [A] kwam werken voor de duur van slechts twee maanden en dat zij haar nooit heeft gezien.(4) Tevens heeft deze getuige verklaard dat directeur [betrokkene 2] en zij de enigen waren die bij [A] werkten en dat zij als secretaresse een salaris verdiende van € 1.750 bruto per maand,(5) hetgeen aanzienlijk minder is dan wat verdachte zou gaan verdienen.
Ook is gebleken dat er geen enkel telefonisch contact is geweest tussen verdachte en de twee telefoonnummers die te koppelen zijn aan [A] en directeur [betrokkene 2] van [A] .(6)
De hypotheekofferte van de ING, die dateert van 5 maart 2013, is door verdachte op 15 maart 2013 ondertekend.(7) Volgens bovengenoemde overeenkomst van 5 februari 2013 was er toen reeds een eind gekomen aan de arbeidsovereenkomst tussen verdachte en [A] welke althans op papier had bestaan.
Door verdachte zijn bij de aanvraag van de hypotheek werkgeversverklaringen verstrekt aan de ING. Getuige [betrokkene 2] heeft verklaard dat deze werkgeversverklaringen niet door hem zijn ondertekend en tevens dat het bedrijf niet in het bezit is van een bedrijfsstempel.(8) Gelet hierop moet worden vastgesteld dat die werkgeversverklaringen valselijk zijn opgemaakt. Deze verklaringen zijn aan de ING overgelegd toen de arbeidsovereenkomst van verdachte met [A] reeds was beëindigd.
De ING heeft op 22 augustus 2014 aangifte gedaan van oplichting.(9)
De arbeidsovereenkomst bevat zeer opmerkelijke elementen, namelijk de directe indiensttreding voor onbepaalde tijd en zonder proeftijd, en een voor de functie, ook in vergelijking tot het salaris van getuige [betrokkene 1] , bijzonder hoog salaris. Verder is opmerkelijk de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zeer kort na de indiensttreding, het feit dat het bij getuige [betrokkene 1] van te voren bekend was dat verdachte slechts voor twee maanden in dienst zou zijn, het feit dat getuige [betrokkene 1] verdachte nooit heeft gezien en het feit dat uit de telefoongegevens van [betrokkene 2] en verdachte blijkt dat er tussen hen nooit enig telefonisch contact is geweest, terwijl verdachte toch voor hem als secretaresse zou gaan werken. Het vorenstaande bezien in samenhang met de vervalste werkgeversverklaringen en het tijdstip waarop de offerte voor een hypothecaire geldlening is gedateerd en ondertekend, kan naar het oordeel van de rechtbank, niet tot een andere conclusie leiden dan dat er sprake is van een dienstverband dat is gefingeerd met het oog op het verkrijgen van een hypothecaire geldlening.
Feit 1
Eerste cumulatief/alternatief
De rechtbank acht onvoldoende bewijs aanwezig dat verdachte de werkgeversverklaringen zelf valselijk heeft opgemaakt. De verklaringen verschillen in handschrift en er staat geen handtekening onder van verdachte. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Dit geldt eveneens voor de salarisspecificatie.
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte de arbeidsovereenkomst en de overeenkomst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst valselijk heeft opgemaakt. Nu voor de rechtbank vaststaat dat sprake was van een gefingeerd dienstverband, zijn de door verdachte en de directeur van [A] , [betrokkene 2] , ondertekende arbeidsovereenkomst en beëindigingsovereenkomst vals. De rechtbank gaat uit van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [betrokkene 2] , gericht op het opmaken van deze valse overeenkomsten, waardoor er sprake is van medeplegen.
Feit 1
Tweede cumulatief/alternatief
Voor de aanvraag van de hypotheekofferte en de verkrijging van de hypotheek voor de woning aan [betrokkene 1] is gebruik gemaakt van de eerder genoemde werkgeversverklaringen en de salarisspecificatie. Omdat er sprake is van een gefingeerd dienstverband, zijn de daarop betrekking hebbende werkgeversverklaringen en salarisspecificaties vals. De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen. De arbeidsovereenkomst en de overeenkomst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst zijn niet gebruikt en de rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging. Tevens zal de rechtbank verdachte vrijspreken van medeplegen omdat onvoldoende vaststaat dat verdachte tezamen met een ander gebruik heeft gemaakt van de valse bescheiden.
Feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ING bank heeft opgelicht door te handelen zoals hiervoor is weergegeven.
Verdachte heeft immers met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling gedaan alsof zij een dienstverband had, mede door het overleggen van vervalste documenten, waardoor de ING-bank werd bewogen tot de afgifte aan haar van een hypothecaire geldlening van € 287.000.
Feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van zowel een geldbedrag van € 287.000, als van de woning aan [betrokkene 1] en overweegt hiertoe het volgende.
Geldbedrag
Het bedrag van € 287.000 is onmiddellijk verkregen door oplichting (grondfeit) van de ING bank. Ingevolge de jurisprudentie van de Hoge Raad kan, indien het gaat om 'een voorwerp' dat is verkregen uit door een verdachte zelf gepleegde grondfeit (uit eigen misdrijf afkomstig), eerst sprake zijn van witwassen als de verdachte daarnaast gedragingen heeft verricht die gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst.
In het onderhavige geval is het door misdrijf verkregen geld omgezet in een legaal eigendomsrecht. Aan het eigendomsrecht op zich valt niet af te leiden dat de oorsprong daarvan van misdrijf afkomstig is. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het verhullen van de criminele herkomst.
Woning
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat verdachte wist dat de hypothecaire geldlening was verkregen door middel van misdrijf. De woning aan [betrokkene 1] is vervolgens verkregen door middel van de hypothecaire lening. De rechtbank is, evenals de officier van justitie, van oordeel dat verdachte de woning derhalve middellijk heeft verworven en voorhanden heeft gehad. De rechtbank zoekt hierbij aansluiting bij het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2015:950). Voetnoten
(1) Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer 201394423, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 533).
(2) Arbeidsovereenkomst, p. 400 t/m 403.
(3) Beëindigingsovereenkomst, p. 406 t/m 409.
(4) Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] , p. 372.
(5) Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] , p. 371 en 372.
(6) Proces-verbaal van bevindingen, p. 324.
(7) Proces-verbaal van bevindingen, p. 98 t/m 108.
(8) Proces-verbaal verhoor verdachte [betrokkene 2] , p. 376.
(9) Proces-verbaal van bevindingen, p. 486 met als bijlage de aangifte."
2.2.3.Het Hof heeft in zijn arrest voorts het volgende overwogen:
"Verweer
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig zijn pleitnotities, bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van het haar onder 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte voorafgaand aan de hypotheekvertrekking de ING bank heeft geïnformeerd over haar nieuwe dienstverband, hetgeen bevestiging vindt in de brief van de verdachte aan de ING d.d. 29 maart 2013 en de verklaring van [betrokkene 3] tegenover de rechter-commissaris d.d. 18 juni 2015.
Het hof overweegt hiertoe, in aanvulling op hetgeen de rechtbank reeds heeft overwogen, als volgt.
In de schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen de verdachte en [A] N.V. d.d. 31 december 2012 staat dat de verdachte per direct in dienst is getreden (p. 400 t/m 403). Verdachte en [A] N.V. hebben voorts d.d. 5 februari 2013 een overeenkomst getekend waarbij deze arbeidsovereenkomst per 1 maart 2013 werd beëindigd (p. 406 t/m. 409). Per 1 maart 2013 is de verdachte in dienst bij [B] B.V.
Op 5 maart 2013 is door [betrokkene 3] , adviseur bij de ING bank, voor de verdachte een hypothecaire lening aangevraagd bij de ING bank voor de aankoop van de woning aan [a-straat 1] te Delft (p. 98 t/m 108), waarbij de verdachte heeft aangegeven in dienst te zijn bij [A] N.V. De hypotheekofferte van de ING is door de verdachte op 15 maart 2013 ondertekend.
Op 18 april 2013 is door de ING bank de hypotheek aan de verdachte verstrekt.
Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat de door de verdachte gestelde - en overigens door het hof als vals bewezen verklaarde - arbeidsovereenkomst tussen haar en [A] N.V. op het moment van de aanvraag van de hypothecaire lening bij de ING bank reeds was geëindigd.
Het hof overweegt voorts dat [betrokkene 3] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 18 juni 2015 heeft verklaard dat hij met de verdachte heeft gesproken over het feit dat zij van werkgever is veranderd, maar dat hij ook heeft verklaard dat nadat hij alle stukken (het hof begrijpt: ten behoeve van de hypotheek) heeft gecomplementeerd, klanten die vragen hebben of wijzigingen willen doorgeven door hem worden doorverwezen naar de ING aan de Haarlemmerweg in Amsterdam en dat hij dat dan ook in het geval van de verdachte zal hebben gedaan. Het hof is van oordeel dat uit deze getuigenverklaring de precieze aard van de informatie die de verdachte aan [betrokkene 3] zou hebben verstrekt niet blijkt en derhalve niet is vast te stellen of dit relevante informatie voor het verstrekken van de hypotheek betrof.
Voorts is het hof van oordeel dat uit deze getuigenverklaring onmiskenbaar blijkt dat relevante mededelingen niet aan [betrokkene 3] , maar aan een ander adres van de ING bank, moeten worden verstrekt en dat aan de door verdachte kennelijk mondeling of telefonisch aan [betrokkene 3] gedane mededeling ook om die reden geen waarde toekomt, zodat het hof aan die mededeling voorbij gaat.
Uit het onderliggende strafdossier blijkt voorts niet dat de ING aan de Haarlemmerweg in Amsterdam op enig moment door de verdachte op de hoogte is gesteld van het feit dat zij van werkgever is gewisseld en welke (financiële) gevolgen deze wisseling heeft. De brief van de verdachte gericht aan de ING te Amsterdam d.d. 29 maart 2013, zoals deze door de verdediging is overgelegd en in het dossier is gevoegd, bevat geen andere informatie dan de vermelding dat zij van werkgever is veranderd en dat indien nodig men contact met haar kan opnemen. Los van het feit dat niet is vast te stellen of deze brief is verstuurd of ontvangen, bevat de brief geen nadere relevante (financiële) informatie voor de hypotheekverstrekker.
Ten slotte overweegt het hof dat het - gelet op de voor banken geldende richtlijnen - een feit van algemene bekendheid is dat de ING bank op grond van het salaris dat de verdachte genoot in haar nieuwe dienstbetrekking nimmer de hypotheek zoals deze aan haar is verstrekt, zou mogen verstrekken en zou hebben verstrekt.
Alles overwegende is het hof van oordeel ten eerste dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte voorafgaand aan het verstrekken van de hypotheek de ING bank op de hoogte heeft gebracht van haar nieuwe dienstverband en de daarbij behorende voor de hypotheek verstrekker relevante (financiële) gegevens en ten tweede dat de gegevens die zij heeft verstrekt bij de aanvraag van de hypotheek op dat moment al achterhaald en dus - dus ook om die reden al - vals waren.
Het hof verwerpt dit verweer."