In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z] tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 maart 2018. Het hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 17 september 2015, die betrekking had op een belastingaangifte voor personenauto’s en motorrijwielen. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en vastgesteld dat het griffierecht niet was voldaan. De indiener van het beroepschrift was op de hoogte gesteld van de verschuldigdheid van het griffierecht en had de gelegenheid gekregen om te reageren op het niet tijdig betalen hiervan, maar heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Hierdoor kon het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).