ECLI:NL:HR:2018:2414

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
18/00924
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting over meerdere jaren

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland, waarin een naheffingsaanslag in de omzetbelasting was opgelegd voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012. De belanghebbende had in hoger beroep geprocedeerd tegen deze naheffingsaanslag, maar het Gerechtshof had de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Hierop heeft de belanghebbende cassatie ingesteld bij de Hoge Raad, waarbij een middel werd voorgesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft gereageerd op het cassatieberoep met een verweerschrift. De belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft het voorgestelde middel beoordeeld en geconcludeerd dat het middel faalt. De gronden waarop dit oordeel is gebaseerd, zijn gelijk aan die in een eerder uitgesproken arrest in een andere zaak met nummer 18/00923, waarin dezelfde partijen betrokken waren.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de eerdere uitspraken van het Gerechtshof en de Rechtbank in stand zijn gebleven.

Uitspraak

21 december 2018
Nr. 18/00924
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 23 januari 2018, nr. 16/01159, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. ARN 15/2714) betreffende de aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van het middel

Het middel faalt op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 18/00923 tussen dezelfde partijen uitgesproken arrest van de Hoge Raad.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2018.