ECLI:NL:HR:2018:2403

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
18/02874
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2018 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de niet-betaling van het griffierecht door de belanghebbende, die een beroep op betalingsonmacht heeft gedaan. De belanghebbende had een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen ingediend, vergezeld van een betalingsspecificatie van zijn WAO-uitkering voor de periode van 1 april 2018 tot en met 30 april 2018. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de belanghebbende niet voldeed aan de criteria voor betalingsonmacht, zoals uiteengezet in de brief van de griffier van 23 augustus 2018.

De griffier had de belanghebbende ook gewezen op de gevolgen van het niet tijdig betalen van het griffierecht, namelijk dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard zou kunnen worden. Ondanks een aangetekende brief van de griffier op 28 augustus 2018, waarin de belanghebbende werd herinnerd aan de verschuldigdheid van het griffierecht, heeft de belanghebbende geen betaling verricht. Ook na een tweede aangetekende brief op 1 oktober 2018, waarin de belanghebbende werd uitgenodigd om te reageren op de niet-tijdige betaling, heeft hij geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door vice-president G. de Groot, als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 21 december 2018.

Uitspraak

21 december 2018
Nr. 18/02874
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 29 mei 2018, nr. 17/00330, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van het Hof van 31 januari 2018.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
Na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld door de griffier van de Hoge Raad (hierna: de griffier) heeft belanghebbende een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen aan de Hoge Raad geretourneerd. Daarbij heeft belanghebbende gevoegd een afschrift van een betalingsspecificatie met betrekking tot de over de periode 1 april 2018 tot en met 30 april 2018 aan hem betaalde WAO-uitkering.
Naar aanleiding van de door belanghebbende verstrekte gegevens is het beroep op betalingsonmacht bij brief van 23 augustus 2018 afgewezen, omdat niet is voldaan aan de daarvoor geldende criteria. Tevens is in die brief meegedeeld dat bij niet-tijdige betaling van het griffierecht het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk kan worden verklaard.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 28 augustus 2018, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 1 oktober 2018 in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na dagtekening van deze brief mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot, als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2018.