ECLI:NL:HR:2018:2401

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
18/02751
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2018 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] Ltd tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 7 mei 2018, nr. SGR 17/6983 V. Het beroep in cassatie werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de belanghebbende, [X] Ltd, het verschuldigde griffierecht niet had betaald. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 11 september 2018 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Deze brief werd echter wegens onbestelbaarheid teruggezonden. Vervolgens werd het griffierecht opnieuw onder de aandacht van de belanghebbende gebracht op 15 oktober 2018, maar ook hierop werd niet gereageerd. De Hoge Raad oordeelde dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door vice-president G. de Groot, samen met raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, en werd openbaar uitgesproken op 21 december 2018.

Uitspraak

21 december 2018
Nr. 18/02751
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] Ltdte
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 7 mei 2018, nr. SGR 17/6983 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 7 februari 2018.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 11 september 2018 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna het stuk bij gewone brief is verzonden naar het door belanghebbende in het beroepschrift in cassatie opgegeven adres. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 15 oktober 2018 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Deze brief is eveneens wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna het stuk bij gewone brief is verzonden naar het door belanghebbende in het beroepschrift in cassatie opgegeven adres. Belanghebbende heeft niet gereageerd.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2018.