Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
18 december 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor poging tot doodslag. De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte heeft meermalen geschoten met een vuurwapen op een personenauto in een woonwijk in Kerkrade, waarin drie personen zich bevonden. De Hoge Raad heeft op 18 december 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De schriftuur die door de advocaat van de verdachte, I.T.H.L. van de Bergh, is ingediend, is aan het arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.