3.3.Bij de beoordeling van het middel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
- art. 14h, eerste, tweede en derde lid, Sr:
"1. In de gevallen in de artikelen 14f en 14g bedoeld brengt het openbaar ministerie de zaak aan door de indiening van een met redenen omklede vordering. (...) Is door de veroordeelde een verzoek tot toepassing van artikel 14f tot de rechter gericht, dan dient het openbaar ministerie ten spoedigste nadat het verzoekschrift in zijn handen is gesteld een met redenen omklede conclusie in.
2. Onmiddellijk na de indiening van de vordering of de conclusie bepaalt de rechter, tenzij de summiere kennisneming van de stukken hem aanleiding geeft om de vordering of het verzoek buiten behandeling te laten, een dag voor het onderzoek van de zaak. In het geval, bedoeld in artikel 14g, derde lid, tweede volzin, geschiedt de behandeling van de vordering gelijktijdig met de behandeling van het feit waarvoor de veroordeelde wordt vervolgd. In de overige gevallen geschiedt het onderzoek van de zaak binnen dertig dagen nadat de rechter-commissaris op grond van artikel 14fa de voorlopige tenuitvoerlegging heeft bevolen.
3. Het openbaar ministerie doet de veroordeelde en degene die met reclasseringstoezicht is belast tot bijwoning van het onderzoek oproepen, onder betekening van de vordering of de conclusie aan de veroordeelde."
- art. 14j, eerste lid, Sr:
"Rechterlijke beslissingen omtrent vorderingen van het openbaar ministerie of verzoeken van de veroordeelde zijn met redenen omkleed en worden in het openbaar uitgesproken. Zij zijn, voor zover zij geen deel uitmaken van uitspraken terzake van andere strafbare feiten, niet aan enig rechtsmiddel onderworpen."
- art. 361a Sv:
"Heeft de officier van justitie tevens een vordering ingediend tot het gelasten van gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een met toepassing van artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht opgelegde straf of een vordering als bedoeld in artikel 15i, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, dan beraadslaagt de rechtbank mede over haar bevoegdheid om over de vordering te oordelen, over de ontvankelijkheid van de officier van justitie en over de gegrondheid van de vordering. Het vonnis houdt alsdan, tenzij onbevoegdheid van de rechtbank om over de vordering te oordelen of niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie wordt uitgesproken, ook de beslissing van de rechtbank over de vordering in."
- art. 590, eerste lid, Sv:
"De rechter kan, indien de uitreiking niet heeft plaats gehad overeenkomstig het bepaalde in artikel 588, eerste en derde lid, en 589, de betekening nietig verklaren."