ECLI:NL:HR:2018:2355

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
17/03915
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in strafzaak wegens medeplegen van vrijheidsberoving en verkrachting

Op 18 december 2018 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 17/03915. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat P.B.A. Acda uit Roermond, tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 30 mei 2017. De zaak betrof ernstige strafbare feiten, namelijk het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en verkrachting van een slachtoffer in Turnhout, België. De verdachte had het slachtoffer in een auto ontvoerd en haar tijdens de rit en in een woning in Eindhoven verkracht.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de partij die het cassatieberoep had ingesteld, klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep. Daarnaast waren de klachten klaarblijkelijk niet van dien aard dat zij tot cassatie konden leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na het horen van de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak is gedaan door vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Dit arrest is een belangrijke uitspraak in het strafrecht, waarbij de Hoge Raad de grenzen van de ontvankelijkheid van cassatieberoepen heeft verduidelijkt.

Uitspraak

18 december 2018
Strafkamer
nr. S 17/03915
EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 30 mei 2017, nummer 20/003546-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P.B.A. Acda, advocaat te Roermond, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 december 2018.