ECLI:NL:HR:2018:2335

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
17 december 2018
Zaaknummer
17/00718
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging woninginbraak en schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor medeplegen van poging tot woninginbraak. De Hoge Raad behandelt de vraag of de benadeelde partij recht heeft op schadevergoeding voor de schade aan een (paneel)deur, die is ontstaan tijdens de politieactie om mogelijke daders van de inbraak te vinden. De verdachte stelt dat de schade niet door hem, maar door de politie is veroorzaakt. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over het vereiste verband tussen het bewezenverklaarde feit en de schade. Het Hof heeft geoordeeld dat er voldoende verband bestaat tussen het handelen van de verdachte en de schade die de benadeelde partij heeft geleden. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en verwerpt het beroep. De uitspraak benadrukt het belang van de concrete omstandigheden van het geval bij de beoordeling van schadevergoeding in strafzaken.

Uitspraak

18 december 2018
Strafkamer
nr. S 17/00718
MD/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 december 2016, nummer 20/003493-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (voormalig Joegoslavië) op [geboortedatum] 1966.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben G.A. Jansen en Th.O.M. Dieben, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadslieden hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel klaagt over de toewijzing door het Hof van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor zover deze zien op de schade aan een (paneel)deur op de bovenverdieping van de woning van de benadeelde partij. Het voert daartoe aan dat deze schade niet door de verdachte maar door de politie is veroorzaakt.
2.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 15 juli 2015, te Swalmen, in de gemeente Roermond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [a-straat 1] weg te nemen goederen van hun gading, toebehorende aan [betrokkene 1] , en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, met voornoemd oogmerk het kozijn van de voordeur van voornoemde woning heeft verbogen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
2.3.1.
Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een 'schadeopgaveformulier misdrijven' van de benadeelde partij [betrokkene 1] met bijlage. Dit formulier houdt onder meer in:
"2. Schade
Omschrijving bedrag nummer bijlage
(...)
Inbraakschade aan 2 deuren € 2.017,55 1+2+3"
2.3.2.
De bij het schadeopgaveformulier gevoegde bijlage 1 houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Materiële schade
Inbraakschade € 2017,55
Benadeelde geeft aan dat voor- en achterdeur op de begane grond en de paneeldeur op de bovenverdieping door verdachte(n) zijn geforceerd. Er is met een voorwerp tussen de betreffende deuren en het kozijn in gestoken, waardoor zowel de deur als het kozijn zodanig zijn beschadigd/vernield (...) dat deze vernieuwd dan wel gerepareerd moeten worden. Benadeelde is niet verzekerd voor deze schade.
Op de bovenverdieping dient de paneeldeur vernieuwd te worden, inclusief sluitwerk en kozijnreparatie. De bestaande binnendeur moet eruit gehaald worden en de nieuwe deur moet geplaatst worden. Vervolgens moeten het kozijn en de deur opnieuw geschilderd worden (...)."
2.3.3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer het volgende in:
"De raadsvrouw voert aanvullend aan:
(...)
Voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij ben ik van mening dat de politierechter een juiste beslissing heeft genomen. De schade boven in de woning is niet door de inbrekers veroorzaakt, maar door de politie om te kijken of de daders daar waren.
(...)
De advocaat-generaal voert andermaal het woord:
(...)
Voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij ben ik van oordeel dat de door politie veroorzaakte schade rechtstreekse schade betreft ten gevolge van het strafbare feit. Ik persisteer bij alles wat ik gevorderd heb."
2.3.4.
Het Hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 1.750,- en heeft daartoe het volgende overwogen:
"Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1]
De benadeelde partij [betrokkene 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.026,23, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering van de benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 663,68, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [betrokkene 1] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, te weten schade aan twee deuren (€ 2.017,55) en reiskosten naar slachtofferhulp (€ 8,68). Het hof acht de gevorderde schade aan de deuren voor toewijzing vatbaar, met dien verstande dat het schattenderwijs een aftrek zal toepassen wegens gebleken verbetering van oud tot nieuw. Het hof zal derhalve het totale bedrag van de schadevergoeding, inclusief de reiskosten, vaststellen op € 1.750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2015. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen."
2.4.
Het middel klaagt onder meer over de juistheid en de begrijpelijkheid van het oordeel van het Hof dat de benadeelde partij de gevorderde schade rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit heeft geleden.
2.5.
Een benadeelde partij kan in het strafproces vergoeding vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden, indien voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Voor de beantwoording van de vraag of daarvan sprake is, zijn de concrete omstandigheden van het geval bepalend. (Vgl. HR 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:959.)
2.6.
Het Hof heeft geoordeeld dat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte - kort gezegd: een poging tot woninginbraak in vereniging - en de schade die de benadeelde partij heeft gevorderd, voldoende verband bestaat in de hiervoor onder 2.5 bedoelde zin. Bezien in het licht van de bewezenverklaring en in aanmerking genomen hetgeen hiervoor onder 2.3 is weergegeven, geeft dat oordeel niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel is ook niet onbegrijpelijk, ook niet voor zover het betreft de door de benadeelde partij met betrekking tot de paneeldeur op de bovenverdieping geleden schade, nu het Hof kennelijk heeft geoordeeld dat die schade is ontstaan doordat de politie op zoek was naar (mede)daders van de inbraak, die zich mogelijkerwijs nog op die bovenverdieping achter die geforceerde deur in de woning van de benadeelde partij bevonden. Anders dan het middel betoogt, doet daaraan niet af dat de schade door het optreden van de politie is ontstaan.
2.7.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.

3.Beoordeling van de middelen voor het overige

De middelen kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 december 2018.