ECLI:NL:HR:2018:2329

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
17 december 2018
Zaaknummer
18/00541
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-ontvankelijkheid van beroep in strafzaak met woningovervallen en poging gekwalificeerde doodslag

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor twee woningovervallen in Breda en het medeplegen van poging tot gekwalificeerde doodslag. De verdachte heeft op 22 januari 2018 een arrest ontvangen van het Gerechtshof, waartegen hij in cassatie is gegaan. De Hoge Raad heeft op 18 december 2018 geoordeeld dat de klachten die door de verdachte zijn ingediend, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, zoals bepaald in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

18 december 2018
Strafkamer
nr. S 18/00541
DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 januari 2018, nummer 20/001315-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 december 2018.