1.7à 1.75 meter lang, was in het bezit van een kapmes en een zwart vuurwapen.
De eerste (langere) dader riep: “Geld, geld, waar is het geld. Jullie zijn een transportbedrijf
en jullie doen in weed. Waar is de kluis?” Zij was in de hal door haar knieën gezakt. De
lange dader had toen op anderhalve meter afstand het geweer op haar hoofd gericht en zij
moest naar de keuken. Vervolgens kwamen [betrokkene 5] en haar zoontje [betrokkene 6] van zes jaar
binnen. [betrokkene 5] moest in de hal op de grond gaan zitten. Daarna werden [betrokkene 4] ,
[betrokkene 5] en hun zoon gedirigeerd naar de ouderslaapkamer op de eerste verdieping. Het
gezin moest op bed gaan liggen en het dekbed over hun hoofden leggen, terwijl de
overvallers bleven vragen om geld en de kluis. Er werd geroepen: “Geld, geld, cash.”
[betrokkene 5] gaf zijn polshorloge af alsmede een bedrag aan contant geld dat hij in zijn zak
had en een mapje inhoudende diverse bankpasjes en creditcards.
De kleinere dader was volgens [betrokkene 4] agressiever. Hij kraste met zijn kapmes in een deur.
[betrokkene 4] hoorde op een bepaald ogenblik in de slaapkamer de lange dader tegen de kleine
dader zeggen: “Ik ga het huis doorzoeken, jij blijft hier.” Daarop werd door één van de twee
mannen gezegd: “Ik hou jullie onder schot, haal maar niets uit.”
De woning werd geheel doorzocht. Op enig moment werd door de mannen om tape
gevraagd en werd aangegeven dat zij touw bij zich hadden om het gezin vast te binden.
Kort daarna verlieten de mannen de woning.
[betrokkene 4] heeft ook vermeld dat de daders nog een handtas hadden meegenomen, evenals een
fles whisky.
Uit de goederenbijlageblijkt bovendien dat er vier horloges en twee IPhones waren
weggenomen.
Voorts heeft [betrokkene 4]aangegeven dat zij van haar oppas had vernomen dat het alarm (dat is
aangelegd op het terrein van de woning) was afgegaan in de nacht van zaterdag op zondag
voorafgaand aan de dag van de overval – om 01.00 uur en om 02.00 uur, en dat zowel door de vader van die oppas als [betrokkene 4] zelf was gezien dat het riet bij een hek in de achtertuin
was plat gedrukt.
Met [betrokkene 4] is een sequentiële combi-fotobewijsconfrontatiegehouden. Zij heeft verklaard
dat de persoon op foto 3 en 17 één van de daders zou kunnen zijn. De persoon op nummer 3
dan nog iets meer dan die op nummer 17. De foto van [medeverdachte 1] stond op nummer 3.
Aangever [betrokkene 5]heeft verklaard dat hij op 12 november 2012 na zijn werk samen
met zijn zoontje thuiskwam en dat hij gestommel vanuit de keuken hoorde. Vervolgens zag
hij in de keuken zijn vrouw en twee onbekende mannen staan.
De eerste man had een lengte van 1.80 à 1.85 meter, was ongeveer 25 jaar oud. Hij droeg
een gebreide gebroken wit met bruin/zwart gekleurde ijsmuts met flappen over de oren, een
zwarte sjaal en een bordeaux rode broek. Onder beide ogen waren witte pleisters geplakt. Als
wapen gebruikte deze man een dubbelloops jachtgeweer.
[betrokkene 5] schat de lengte van de tweede man op 1.70 meter. Hij was 20 tot 24 jaar en droeg
een zwarte bivakmuts. Hij gebruikte een bijzonder mes met twee scherpe zijden en een
zwart pistool. [betrokkene 5] had dit pistool enkele malen horen klikken, waarbij de tweede man
zei dat het ‘fully loaded’ was.
De langere man richtte het jachtgeweer op [betrokkene 5] en zei “je horloge, je horloge”.
[betrokkene 5] gooide daarop zijn horloge naar deze man en de man pakte het op. Vervolgens
riep de man naar [betrokkene 5] dat hij de daders naar de kluis moest brengen. De langere man
gebaarde met de loop van het geweer en dreef [betrokkene 5] als het ware voor zich uit naar de
trap. [betrokkene 5] liep naar boven, gevolgd door de langere man, [betrokkene 4] , zoontje [betrokkene 6] en de
kleinere man. Boven in de ouderslaapkamer vroeg de eerste man [betrokkene 5] om hem geld te
geven. [betrokkene 5] had € 400,00 tot € 500,00 in zijn zakken zitten en gaf dat aan de langere
man. Door de langere man werd vervolgens gezegd dat het gezin op bed moest gaan liggen.
De kleinere man hield zijn mes en pistool continue in zijn handen vast en zwaaide er mee.
Beide mannen bleven telkens roepen om de kluis. De langere man zei tegen de kleinere man
dat hij het gezin onder schot moest houden en herhaalde dit meermalen. De langere dader
liep meermalen de slaapkamer in en uit en liep steeds naar een ander deel van de woning,
terwijl de kleinere dader de mensen onder schot hield. Op enig moment werd het gezin
gedwongen om onder de dekens te gaan liggen. De langere dader zei “we gaan niet weg
voordat we het geld hebben”. De daders discussieerden over de wijze waarop zij het gezin
zouden vastbinden. Enige tijd later vertrokken beide daders gezamenlijk.
In een aanvullende verklaring van [betrokkene 5]komt naar voren dat hij na de overval midden
op straat een zwarte sjaal zag liggen, op ongeveer tien meter afstand van de poort van zijn
oprit. Deze sjaal lag er volgens [betrokkene 5] niet toen hij bij zijn woning arriveerde.
Voorts heeft [betrokkene 5]aangegeven dat hij op de dag van de overval van zijn tuinman had
vernomen dat aan de achterzijde van de tuin duidelijk te zien was dat iemand over het hek
was geklommen. Te zien was dat er iemand op het hek had gestaan en dat de aldaar
aanwezige takken van beplantingen als het ware uit elkaar waren getrokken.
[getuige 7]heeft verklaard dat zij van zaterdag 10 november 2012 op zondag
11 november 2012 bij de familie [betrokkene 5] / [betrokkene 4] was gaan oppassen. Zij was die nacht
om 00.30 uur in de woning van de familie naar bed gegaan. Zij werd rond 02.00 uur wakker
van het alarm, verbonden met een ‘lus’ in de tuin, dat in werking was getreden.
Getuige [getuige 8], wonende aan de [adres buren] , heeft beelden van zijn
bewakingscamera’s bekeken. Daarop was volgens hem te zien dat in de nacht van 10 op
11 november 2012 rond 02.00 uur drie mannen door de [adres 2] liepen. De mannen
begaven zich in de richting van de woning van [betrokkene 5] , althans in de richting van de
[adres 23] . Na ongeveer een half uur tot drie kwartier liepen zij, blijkens de beelden, weer
terug. Een van de mannen was rond de 1.90 meter en had een bruine drie kwart jas aan, de
anderen waren tussen 1.70 en 1.80 meter.
Ten aanzien van de overval had [getuige 8] op zijn camerabeelden waargenomen dat er
twee mannen over de openbare weg in de richting van de woning van [betrokkene 5] , althans in
de richting van de [adres 23] liepen. Dit betrof een grotere en een kleinere persoon.
Volgens [getuige 8] kwamen de posturen van deze mannen overeen met die van de
mannen die hij op de beelden van een dag daarvoor had gezien. De mannen waren niet meer
teruggelopen.
De beeldenvan 12 november 2012 zijn eveneens bekeken door verbalisant [verbalisant 10] . Ook
zij onderscheidde twee personen op de beelden die behoorlijk in lengte verschillen.
Omstreeks 17.23 uur liepen deze twee personen vanuit de [adres 24] in de richting van
de overvallen woning. Omstreeks 17.24 uur liepen zijn voorbij het toegangshek van het
perceel [adres buren] in de richting van de [adres 2] 12. Door [verbalisant 10] is voorts
gezien dat omstreeks 17.55 uur aangever Nouwens alarm slaat bij zijn buren van
huisnummer 14.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 11]is opgenomen dat hij op
11 november 2012 omstreeks 02.30 uur op de [adres 25] te [plaats 1] een grijze Seat Ibiza,
voorzien van het kenteken [kenteken A] , zag rijden. Dit voertuig werd een stopteken gegeven.
Als bestuurder van de Seat herkende [verbalisant 11] ambtshalve verdachte [medeverdachte 3] . [verbalisant 11]
hoorde zijn collega [verbalisant 12] zeggen dat de bijrijder de hem ambtshalve bekende
verdachte [medeverdachte 2] betrof. De inzittende bleek verdachte [verdachte] te zijn. [verdachte] had een traan
tatoeage onder zijn linkeroog. Hij droeg zwart/grijze Vans schoenen en een zwarte halflange
jas met capuchon en had een plastic tas bij zich inhoudende diverse kledingstukken,
waaronder een zwart/witte muts met oorflappen en een rode (trainings)broek.
Uit de verklaring van [verdachte]is af te leiden dat hij samen met [medeverdachte 2] en ‘een ander’ in de
nacht van 11 op 12 november 2012 op de [adres 25] te [plaats 1] door de politie is
gecontroleerd.
De voornoemde Seat Ibiza werd wederom op 12 november 2012 te [plaats 1] gesignaleerd, te
weten omstreeks 18.01 uur – kort na de overval – op de [adres 24] komende vanuit de
[adres 23] . Dit blijkens het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 13] en
[verbalisant 14] .Nadat de Seat tot stilstand was gebracht, werd door de verbalisanten
gezien dat verdachte [medeverdachte 3] de bestuurder van de auto was en verdachte [medeverdachte 2] de bijrijder.
Uit het proces-verbaal sporenonderzoek van de Unit FTOvolgt dat nabij de overvallen
woning, midden op de [adres 2] een zwarte fleecesjaal is aangetroffen. Volgens de
plaatselijke politie was dat op de vluchtroute van de daders. Daarnaast zijn in de overvallen
woning een aantal schoensporen aangetroffen, waaronder twee schoensporen in de
badkamer.
Omstreeks 18.00 uur – derhalve kort na de overval – waren de verbalisanten [verbalisant 15] en
[verbalisant 16]vanaf de kruising [adres 23] de [adres 2] opgereden. Zij zagen enkele
meters voor de oprit van nummer [adres 2] een zwarte sjaal liggen, midden op straat.
[verbalisant 15] zag tevens dat zijn collega [verbalisant 17] , in zijn hoedanigheid als hondengeleider, ter
plaatse kwam en met zijn hond een geurspoor probeerde op te pakken. [verbalisant 17] had
aangegeven dat de hond een spoor had uitgelopen vanaf de plaats delict, over de
[adres 2] , linksaf de [adres 23] en dat dit spoor eindigde op de [adres 23] . De
hond was aldaar het geurspoor kwijtgeraakt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van voornoemde verbalisant [verbalisant 17]volgt dat hij
omstreeks 18.15 uur bij de [adres 2] aan kwam. [verbalisant 17] was vervolgens met zijn hond
vanuit de [adres 2] in de richting van de [adres 26] gelopen, omdat in de
richting van de [adres 26] een sjaal was aangetroffen. [verbalisant 17] was met de hond de
sjaal voorbij gelopen. In de richting van de [adres 23] begon de hond zwaarder te ademen,
hetgeen voor [verbalisant 17] een teken was dat hij op het spoor van verse menselijke geur zat. De
hond liep de [adres 2] af en linksaf de [adres 23] op. [verbalisant 17] nam waar dat zijn hond
nog altijd zwaar ademde. Ook trok hij hard aan de lijn. Dit betekende volgens [verbalisant 17] dat
de hond op een spoor van menselijke geur zat. De hond liep door tot op de naast de rijbaan
gelegen groenstrook van ongeveer 150 meter. Hij stopte bij een toegangshek, dat van een
hondensportvereniging bleek te zijn. [verbalisant 17] zag en voelde dat de hond stopte met aan de lijn
te trekken en met zwaar te ademen. Dit was voor [verbalisant 17] het teken dat de hond vanaf dit punt
geen spoor van verse menselijke geur meer had.
Omstreeks 19:00 uur was [verbalisant 17] met zijn hond vanaf de [adres 23] het terrein van de
hondensportvereniging opgegaan. [verbalisant 17] zag dat de hond de bosschages in dook en dat hij bij een hek uitkwam dat het terrein scheidde van de tuin van de [adres 2] . [verbalisant 17] zag dat de hond daar een spoor van menselijke geur aantrof en weer hard aan de lijn begon te trekken. Hij zag dat de hond parallel aan het hek van de tuin in de richting van de
[adres 26] liep, dat de hond zwaar ademde en in de hoek van hek dat de tuin van
[adres 2] met de [straat adres 2] zelf scheidt, tegen het hek opsprong. Dit was
voor [verbalisant 17] een teken dat de hond een spoor van menselijke geur rook.
De voornoemde fleecesjaal is door het NFI bemonsterden vergelekenmet de DNA
profielen van een viertal personen. Uit dit onderzoek blijkt dat op beide zijden van de sjaal,
telkens op het middenstuk, een DNA- mengprofiel van (hoofdzakelijk) de verdachten
[verdachte] en [medeverdachte 1] is gevonden, met een matchkans van één op dertig miljoen.
De twee schoensporen, afkomstig uit de badkamer, zijn door de Unit FTOqua profiel en
afmeting vergeleken met de zolen van een paar sneakers van het merk Vans toebehorende
aan verdachte [verdachte] . Door FTO wordt geconcludeerd dat het ene spoor is veroorzaakt met
een schoen, soortgelijk aan de linkerschoen van [verdachte] en dat het andere spoor is
veroorzaakt met een schoen, soortgelijk aan de rechterschoen van [verdachte] .
Door verbalisant [verbalisant 18]is een onderzoek ingesteld aan de inbeslaggenomen mobiele
telefoon van verdachte [medeverdachte 2] . Bij dit onderzoek is een foto aangetroffen van een geweer
voorzien van een afgezaagde loop.
Deze foto is voorgehouden aan de aangevers [betrokkene 4]en [betrokkene 5] .Beiden hebben
verklaard dat het vuurwapen op de foto sprekend lijkt op het vuurwapen dat gebruikt werd
gedurende de overval. [betrokkene 5] heeft daarbij opgemerkt dat hij het vuurwapen herkent aan
de vorm van het handvat en aan de korte loop.
In het dossier is een tapgesprekaanwezig van 11 april 2013, gevoerd tussen verdachte
[medeverdachte 1] en [getuige 9] . In dit gesprek zei [medeverdachte 1] dat hij [getuige 9] iets heel belangrijks ging
vragen en dat dit echt snel moest gebeuren omdat er iemand bij de politie zou moeten
komen. [medeverdachte 1] zei dat [getuige 9] online moest gaan en gaf aan dat hij twee foto’s van
[medeverdachte 1] moest wissen waarop hij met ‘dat grote dinges’ staat en waarop hij met zijn
‘mattie’ was afgebeeld. Ook moest [getuige 9] een gesprek met [bijnaam verdachte] wissen, de hele
geschiedenis, evenals de gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [getuige 9] .
Getuige [getuige 9]heeft de inhoud van het aangehaalde telefoongesprek met [medeverdachte 1]
d.d. 11 april 2013 bevestigd. [getuige 9] heeft verklaard dat er een foto gewist moest worden,
waarop [medeverdachte 1] met een machete, een mes, was afgebeeld. Ook was het de bedoeling dat
een foto gewist zou worden waarop [medeverdachte 1] samen met [bijnaam verdachte] ofwel [bijnaam verdachte] was te zien.
Verder had [getuige 9] de opdracht gekregen om de profielfoto van [medeverdachte 1] met de machete die
op facebook stond te verwijderen. De mattie, de vriend, van [medeverdachte 1] heet volgens [getuige 9]
[bijnaam verdachte] , omdat hij een traantje onder zijn linker oog had laten tatoeëren. Deze vriend zou
woonachtig zijn in [plaats 2] .
Het hof heeft acht geslagen op de (profiel)fotoin het dossier, waarop – volgens
verbalisanten [verbalisant 18]en [verbalisant 19]– [medeverdachte 1] is te zien die een machete in zijn handen
omhoog houdt.
Er ligt voorts een proces-verbaal van bevindingeninhoudende een getuigenverhoor van
[getuige 5] , zijnde de zus van verdachte [medeverdachte 1] . Zij was zelf gaan informeren in het
‘milieu’ om te weten te komen wat zich had afgespeeld. Zij had vernomen dat beide
overvallen door de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] zouden zijn gepleegd en dat deze
verdachten telkens de helft van het buitgemaakte geld zouden mogen houden. Getuige
[getuige 5] refereerde aan de zaak waarbij een man ( [betrokkene 1] ) uit het bad was gesprongen (de
overval op de [adres 1] ) en dat de schoonzoon van deze man ( [medeverdachte 2] ) de opdrachtgever
was voor beide overvallen. Tevens gaf getuige [getuige 5] aan dat verdachte [medeverdachte 1] in het
bezit was van een machete die bij een overval was gebruikt.
In een drietal getapte telefoongesprekkendie [getuige 5] gevoerd heeft met onder meer
haar vader [getuige 10] en [getuige 11] , maakt zij kenbaar maakt dat verdachte [medeverdachte 1] en
[verdachte] bij de overvallen waren betrokken.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de tenlastegelegde overval op de woning gelegen aan
de [adres 1] te [plaats 1]
Het hof acht, gelet op de bovenstaande feiten en omstandigheden in onderlinge
samenhang bezien en beschouwd, feit 2 primair wettig en overtuigend kan worden bewezen.
[verdachte] heeft tezamen met anderen de overval op de woning aan de [adres 1] te [plaats 1]
gepleegd, waarbij een horloge is weggenomen en hij heeft het feit bekend. Het hof stelt vast dat de door [verdachte] afgelegde verklaringen op essentiële onderdelen met elkaar overeenkomen, namelijk voor zover het betreft de personen die betrokken zijn geweest bij de overval en de handelingen die die personen daarbij hebben verricht. De verklaringen van [verdachte] vinden bovendien bevestiging in andere, objectieve, bewijsmiddelen, zoals de diverse camerabeelden, de aangehaalde telefoongesprekken, de resultaten van de DNA-onderzoeken, de bevindingen van de verbalisanten en de telecomgegevens. Nu het relaas van [verdachte] wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen, volgt het hof (grotendeels) de verklaringen van [verdachte] . Het hof heeft, anders dan de raadsman, dan ook geen reden om te twijfelen aan die verklaringen.
Het hof is van oordeel dat verdachte [medeverdachte 1] als de kleinere persoon in de witte jas
bij deze overval betrokken is en samen met [verdachte] in de woning is geweest. Dit vloeit niet
alleen voort uit de verklaringen van [verdachte] , maar ook uit de door de aangevers en de
getuigen opgegeven signalementen van de twee overvallers in vergelijking tot de gegevens
van de verdachten [verdachte] (lang) en [medeverdachte 1] (klein) volgens het Herkenningsdienstsysteem.
Daarnaast zijn er DNA-sporen van [medeverdachte 1] aanwezig op de handvaten van de plastic tas, de
handschoenen en de muts afkomstig uit de Seat Ibiza met welke auto [verdachte] en [medeverdachte 1] in
de nabijheid van de woning zijn afgezet. Bovendien wijzen de telecomgegevens van
4 januari 2013 uit dat [medeverdachte 1] tegen het tijdstip van de overval – ongeveer gelijktijdig met
[verdachte] – met de trein van [plaats 2] naar [plaats 1] is gereisd.
Naar het oordeel van het hof kan worden vastgesteld dat verdachte [medeverdachte 2] als derde
persoon betrokken is geweest bij de overval. Het hof is van oordeel dat [medeverdachte 2] kan worden aangemerkt als initiatiefnemer van de onder 1 ten laste gelegde overval. Hij is immers degene die [verdachte] heeft benaderd voor het plegen van een overval met de mededeling dat hij een ‘job’ wist waar het gewoon ging om ‘leeg melken’ waarbij [medeverdachte 2] [verdachte] precies zou zeggen hoe dat moest gebeuren. Het hof stelt vast dat zonder het initiatief van [medeverdachte 2] de betreffende overval niet gepleegd zou zijn.
Daar komt nog bij dat [medeverdachte 2] tijdens de voorverkenning op 3 januari 2014 heeft aangewezen welke woning het doelwit betrof en waar de vluchtroutes waren. Bovendien was de verdachte ook op 4 januari 2013 betrokken bij de overval. Nadat [medeverdachte 3] [verdachte] had opgehaald werd immers contact opgenomen met [medeverdachte 2] , waarna [medeverdachte 3] en [verdachte] zich meldden bij kapsalon [naam kapsalon] , waar [medeverdachte 2] zich op dat moment bevond. Daaruit volgt dat [medeverdachte 2] fungeerde als ‘aanspreekpunt’ voor de medeverdachten.
Vervolgens hebben zij de door medeverdachte [medeverdachte 1] bij de overval gebruikte taser opgehaald in de woning waar [medeverdachte 2] verbleef. [medeverdachte 2] heeft zich ook na dit moment niet gedistantieerd, want hij fungeerde als chauffeur van de vluchtauto en wachtte tijdens de overval tot [verdachte] en [medeverdachte 1] terug zouden komen.
Het hof is voorts – anders dan de raadsman – van oordeel dat het door [betrokkene 1] opgelopen letsel kwalificeert als zwaar lichamelijk letsel. Anders dan de raadsman kennelijk meent is van zwaar lichamelijk letsel niet enkel sprake wanneer geen zicht bestaat op volledige genezing, maar kan daarvan ook sprake zijn wanneer het letsel naar algemeen spraakgebruik als zodanig is aan te merken. De medische verklaring relateert dat de geschatte duur van de genezing 3 tot 6 maanden is. Uit de aangifte van [betrokkene 1] blijkt dat hij direct na zijn val van het dak niet meer kon lopen, dat hij zich een aantal dagen absoluut niet mocht bewegen omdat het risico bestond dat hij alsnog een dwarslaesie zou oplopen en dat hij nadien is geopereerd waarbij zijn rug is vastgezet. Naar algemeen spraakgebruik leiden deze vaststellingen het hof ertoe dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij [betrokkene 1] .
Eveneens anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat
aangever [betrokkene 1] een gebroken rug heeft opgelopen moet worden beschouwd als een
rechtsreeks gevolg van de door de verdachten gepleegde overval. Nu naar objectieve
maatstaven redelijkerwijs voorzienbaar is dat een gewapende overval, waarbij geweld wordt
gebruikt en gedreigd wordt geweld te gebruiken, ook een tegenreactie van de slachtoffers
kan ontketenen, zoals een vluchtpoging, geldt dat het letsel van [betrokkene 1] in redelijkheid aan de handelwijze van de verdachten kan worden toegerekend. Om die reden acht het hof het causaal verband tussen het handelen van [verdachte] en [medeverdachte 1] en het zwaar lichamelijk letsel bij [betrokkene 1] aanwezig. Het hof heeft daarbij bovendien in aanmerking genomen dat de dader met het pistool ( [verdachte] ) volgens [betrokkene 1] aanstalten heeft gemaakt om naar boven te lopen en [betrokkene 1] achterna te gaan (en dat [verdachte] daadwerkelijk naar boven is gegaan). [betrokkene 1] heeft – nu hij zijn slaapkamer niet heeft kunnen afsluiten – geen
andere uitweg gezien dan via het dak te vluchten en de buren te alarmeren, ten gevolge
waarvan hij ten val is gekomen. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman in zoverre dan ook.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het steekincident aangaande [betrokkene 7]
Het hof is van oordeel dat uit de hiervóór genoemde bewijsmiddelen tevens volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] kort na de overval aan de [adres 1] te [plaats 1] , tijdens hun vlucht, de confrontatie met motoragent [betrokkene 7] zijn aangegaan, waarbij [betrokkene 7] in zijn borststreek is gestoken. DNA-onderzoek aan het ter plaatse van het steekincident gevonden stroomstootwapen heeft uitgewezen dat de overval en het steekincident aan elkaar gelinkt kunnen worden. Zoals uit de opgenomen bewijsmiddelen volgt, was bij de overval op de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] sprake van één langere dader en één kleinere dader, terwijl [betrokkene 7] eveneens heeft verklaard dat hij is aangevallen door één langere persoon en één kleinere persoon.
Het hof heeft geconstateerd dat de door [betrokkene 7] tegenover de politie afgelegde verklaring en de nadien tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring niet geheel met elkaar overeen komen. Bij de politie heeft [betrokkene 7] verklaard dat hij eerst werd aangevallen door een kleinere persoon met een witte jas die hem sloeg en schopte, waarna [betrokkene 7] struikelde en waarna een tweede, langere, man in een donkere jas tevoorschijn kwam die hem kennelijk stak. Nadien, bij de rechter-commissaris, heeft [betrokkene 7] echter verklaard dat de langste dader als eerste uit de bosjes kwam en een witte jas droeg en de kleinste dader als tweede uit de bosjes kwam en een donkere jas droeg.
Het hof is van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich tezamen en in vereniging hebben schuldig gemaakt aan poging tot gekwalificeerde doodslag van [betrokkene 7] . In dat verband stelt het hof voorop dat medeplegen een nauwe en bewuste samenwerking vereist tussen de plegers van een strafbaar feit, waarbij de plegers een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht leveren aan dat strafbare feit. Bij zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
[verdachte] en [medeverdachte 1] hebben zich, voorafgaand aan het geweld tegen verbalisant [betrokkene 7] , schuldig gemaakt aan het medeplegen van een zeer ernstig feit, bestaande uit een gewelddadige woningoverval. Inherent aan het medeplegen van een dergelijk feit is de vlucht die daarop volgt. Tijdens die vlucht hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] zich samen in de bosschages schuil gehouden en vervolgens na elkaar geweld gebruikt tegen de ter plaatse gekomen [betrokkene 7] met het doel hun vlucht mogelijk te maken en te verzekeren dat het buitgemaakte horloge werd behouden. [verdachte] wist dat [medeverdachte 1] een stroomstootwapen en een mes bij zich had, terwijl [medeverdachte 1] wist dat [verdachte] beschikte over een pistool. Bovendien heeft [verdachte] verklaard dat hij tegen [medeverdachte 1] had gezegd dat hij zou schieten als een agent achter hen aan zou komen. Uit die verklaring blijkt eveneens dat [verdachte] bereid was om geweld te gebruiken om te bewerkstelligen dat de vlucht mogelijk zou blijven en te voorkomen dat de buit gemaakte horloge zou worden ontnomen. Dat zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] bereid waren tot het gebruiken van geweld blijkt bovendien evident uit de omstandigheid dat zij [betrokkene 7] beiden, om de beurt, hebben aangevallen, zoals volgt uit de verklaring die [betrokkene 7] bij de politie heeft afgelegd, uit zijn verklaring tegenover de rechter-commissaris en uit de verklaring van [verdachte] op dit punt.
Het hof is derhalve van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte 1] door het meenemen van de betreffende wapens en door direct achter elkaar geweld te gebruiken beiden een voldoende intellectuele en materiële bijdrage hebben geleverd aan de poging tot gekwalificeerde doodslag op [betrokkene 7] . Medeplegen is dan ook bewezen. Het verweer van de raadsman faalt.
[betrokkene 7] is met een mes in de borststreek gestoken. Naar algemene ervaringsregels geldt dat dit gedeelte van het menselijk lichaam zeer kwetsbaar is, nu zich daar vitale organen bevinden. Blijkens de medische inlichtingen is [betrokkene 7] een steekwond in de thorax toegebracht. De aard van de gedraging brengt met zich dat willens en wetens de aanmerkelijke kans is aanvaard dat [betrokkene 7] zou komen te overlijden; dat eventuele gevolg is op de koop toe genomen. Het is aan de dikke jas van [betrokkene 7] te danken dat het letsel beperkt is gebleven.
Het hof acht, anders dan de raadsman, gelet op al het voorgaande bewezen dat sprake is van het medeplegen van een poging gekwalificeerde doodslag op [betrokkene 7] .
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de tenlastegelegde overval op de woning gelegen aan
de [adres 2] te [plaats 1]
Uit de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van het hof dat [verdachte] en [medeverdachte 1] eveneens zijn aan te merken als de overvallers op de woning aan de [adres 2] te [plaats 1] .
Op de nabij de plaats delict aangetroffen fleecesjaal zijn sporen aangetroffen van [verdachte] en [medeverdachte 1] , terwijl de in de woning aangetroffen schoensporen mogelijk van [verdachte] afkomstig zijn. Daar komt bij dat aangever [betrokkene 4] [medeverdachte 1] heeft herkend. Ook de omstandigheid dat verdachte [medeverdachte 1] op (profiel)foto’s (op facebook) is afgebeeld met een karakteristiek mes (een machete) en dat bij de overval een soortgelijk wapen is gebruikt,
levert een belangrijke aanwijzing op voor de betrokkenheid van [medeverdachte 1] bij de overval. Het is in dit verband opmerkelijk dat [medeverdachte 1] zijn vriend [getuige 9] opdracht heeft gegeven om juist die foto’s – waarop [medeverdachte 1] met een machete was afgebeeld – te verwijderen.
Daarnaast heeft het hof geconstateerd dat sterke overeenkomsten bestaan tussen de
kledingstukken die door verbalisant [verbalisant 11] bij verdachte [verdachte] in een plastic tas zijn
aangetroffen en de kledingstukken die de langste dader van overval volgens aangevers [betrokkene 4] en [betrokkene 5] heeft gedragen, te weten een (bordeaux) rode trainingsbroek en een zwart/wit gekleurde ijsmuts met oorflappen.
Voorts volgt uit de verklaringen van [betrokkene 5] en [betrokkene 4] dat de langste dader pleisters onder zijn ogen had aangebracht, terwijl [verdachte] onder zijn linkeroog een tatoeage (een traan) heeft en deze mogelijk heeft willen verhullen door middel van die pleisters.
Ten slotte is het hof van oordeel dat het bewijs dat [verdachte] en [medeverdachte 1] de overval op de [adres 2] te [plaats 1] hebben medegepleegd eveneens volgt uit essentiële overeenkomsten in de werkwijze van deze overval met de overval aan de [adres 1] te [plaats 1] . Dit betreft de volgende punten:
- Een dag vóór de overvallen heeft een voorverkenning plaatsgevonden van de woningen en
de omgeving.
[betrokkene 4] en [betrokkene 5] verklaren dat het alarmsysteem een dag voor de overval is afgegaan en
dat was geconstateerd dat recentelijk één of meerdere personen aan de achterzijde van de
tuin over het hek waren geklommen en de tuin hadden betreden. Die verklaringen worden
ondersteund door de verklaring van de oppas [getuige 7] , de bevindingen van verbalisant
[verbalisant 11] , de camerabeelden van buurman [getuige 8] en de bevindingen van verbalisant
[verbalisant 17] . Uit de verklaringen van [verdachte] , het getapte telefoongesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 2]
van 2 januari 2013 en het onderzoek naar de telecomgegevens volgt naar het oordeel van het hof dat ook de dag vóór de overval op de woning aan de [adres 1] sprake is
geweest van een voorverkenning.
- De tijdstippen van de overvallen komen nagenoeg overeen.
De woning aan de [adres 2] is omstreeks 17.20 uur overvallen. Weliswaar zijn de
daders de woning aan de [adres 1] omstreeks 19.00 uur binnen getreden, maar is het
volgens [verdachte] de intentie geweest om die woning al eerder – rond etenstijd – te overvallen. Dat dit niet is gebeurd, is te wijten aan een uitgelopen kappersbezoek van [medeverdachte 2] .
- In beide zaken is door de overvallers eerst aangebeld bij de voordeur van de woning en bij
het openen van deze deur door de bewoner zijn de overvallers direct en op een opdringerige
wijze naar binnen gegaan. Dit blijkt in beide zaken uit de aangiftes van de overvallen personen.
- Telkens is sprake geweest van een opmerkelijk lengteverschil tussen de twee mannen die
de woningen zijn binnendrongen.
In de zaak van de overval op de [adres 1] wordt door de aangevers [betrokkene 1] , [betrokkene 2] ,
[betrokkene 3] , [betrokkene 7] , alsmede door de getuigen [getuige 1] , [getuige 3] gesproken over een lange en een
kleine dader. Uit het Herkenningssysteem van de politie blijkt van een lengteverschil van
minimaal 20 cm tussen de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] .
In de zaak van de overval op de [adres 2] hebben de aangevers [betrokkene 4] en [betrokkene 5] ,
evenals de getuige [getuige 8] aangegeven dat de daders een langere man en een kleine
man betreffen. Bovendien zijn volgens getuige [getuige 8] en verbalisant [verbalisant 10] op de
camerabeelden van de [adres buren] vlak voorafgaand aan de overval te zien dat een
grotere en een kleine persoon zich in de richting de woning van de familie [betrokkene 5] hebben
begeven.
- De lange dader heeft steeds een vuurwapen ter hand genomen en de kleine dader een
andersoortig wapen, al dan niet in combinatie met een vuurwapen.
Zo heeft de lange dader bij de overval op de [adres 1] gebruik gemaakt van een
revolver en de kleine dader van een taser, blijkens de verklaringen van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en
[verdachte] . De lange dader heeft bij de overval op de [adres 2] een jachtgeweer
gebruikt en de kleine dader heeft een machete en een pistool gehanteerd. Dit volgt uit de
verklaringen van de aangevers [betrokkene 4] en [betrokkene 5] .
- In beide zaken is/zijn de bewoner(s) gesommeerd om naar de eerste verdieping te gaan,
gezien de aangiften van [betrokkene 2] (in de zaak [adres 1] ) en van [betrokkene 5] en [betrokkene 4] (in de
zaak [adres 2] ).
- De lange dader heeft hij beide overvallen de woningen doorzocht, terwijl de kleine dader
bij het/de slachtoffer(s) is gebleven.
In de zaak betreffende de overval op de [adres 1] volgt dit uit de verklaring van [betrokkene 2] .
In de zaak van de [adres 2] is door aangeefster [betrokkene 4] verklaard dat op enig moment
door de lange dader expliciet tegen de kleine dader was gezegd dat hij het huis zou gaan
doorzoeken en dat de kleine in de slaapkamer bij de slachtoffers moest blijven.
- De daders hebben het/de slachtoffer(s) die zich in de woningen bevonden vastgebonden,
althans zijn dit van plan zijn geweest. Bij de overval in de [adres 1] is het slachtoffer dat
zich in de woning bevond gekneveld. Tijdens de overval in de [adres 2] hebben de
daders om tape gevraagd en aangegeven dat zij touw bij zich hadden om de slachtoffers vast
te binden.
- In de directe omgeving van de plaats delict is telkens kort na de overval een grijze Seat
Ibiza gezien. In de zaak [adres 1] heeft [betrokkene 3] na een kortdurende achtervolging van de
overvallers een dergelijke auto met hoge snelheid zien wegrijden vanuit de parkeerplaats
aan de [adres 7] . In die zaak is bovendien vastgesteld dat de Seat Ibiza als vluchtauto
moet worden aangemerkt. In de zaak [adres 2] hebben de verbalisanten [verbalisant 13] en [verbalisant 14]
de verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op 12 november 2012 om 18.01 uur – kort na de
overval – in de nabijheid van de [straat adres 2] (in de [adres 23] ) in de Seat Ibiza zien
rijden.
Gelet op hetgeen hierboven is beschreven en vergeleken, acht het hof wettig en
overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] de overval op de woning aan de
[adres 2] hebben gepleegd. Naar het oordeel van het hof zijn ten aanzien van
beide overvallen overeenkomsten op een zodanig groot aantal essentiële punten aan de orde,
dat ook het medeplegen van de overval op de [adres 2] voldoende wettig en
overtuigend bewezen is. Daar komt bij dat het bewijs voor dit feit niet enkel steunt op dit zogenoemde schakelbewijs, maar bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. Zo valt uit de verklaring van buurman [getuige 8] af te leiden dat de daders in de richting van de [adres 23] moeten zijn gevlucht. Dit stemt ook overeen met de bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 17] en [verbalisant 15] . [verbalisant 15] heeft aangegeven dat [verbalisant 17] met zijn speurhond vanaf de plaats van de sjaal het spoor is uitgelopen over de [straat adres 2] linksaf de [adres 23] in en dat de hond daar het spoor is kwijtgeraakt. De vluchtroute moet dan ook vanaf nummer [adres 2] richting [adres 23] zijn geweest en op die route is ook de betreffende sjaal gevonden. Het hof gaat er, gelet ook op de daarop aangetroffen DNA-mengprofielen, van uit dat deze sjaal van één van de daders toebehoort.
Daarnaast volgt uit de tapgesprekken van [getuige 5] dat zij stelt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] bij de overvallen betrokken waren. Het hof acht de verklaring van [getuige 5]
– anders dan de raadsman – niet onbruikbaar voor het bewijs, nu haar verklaring wordt ondersteund door voornoemde bewijsmiddelen. De enkele omstandigheid dat [getuige 5] ook heeft verklaard dat zij [verdachte] haat maakt dat niet anders.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid te verzekeren, hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Het in de zaak met parketnummer 02-810641-13 onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het in de zaak met parketnummer 02-811996-12 bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen