In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 december 2018 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 30 juli 2018, nr. AWB 17/4553. Het beroep betreft een verzet van belanghebbende tegen een aan haar opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep in cassatie ontvankelijk is. Het beroepschrift bevatte niet de gronden van het beroep, waardoor de griffier van de Hoge Raad op 23 augustus 2018 belanghebbende in de gelegenheid heeft gesteld om dit verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze termijn eindigde op 4 oktober 2018. Aangezien belanghebbende niet tijdig heeft gereageerd en de op 10 oktober 2018 ingediende brief als te laat is aangemerkt, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en de zaak is behandeld door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.