In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 27 februari 2018, waarin het hof oordeelde over de hoger beroepen van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een door belanghebbende afgedragen bedrag aan loonheffing over het tijdvak maart 2013 en een naheffingsaanslag in de loonheffing die aan belanghebbende was opgelegd. De Hoge Raad heeft de middelen van belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, en is in het openbaar uitgesproken op 7 december 2018.