In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de billijke vergoeding voor thuiskopieën, zoals geregeld in de Auteurswet. De eisers, HP Nederland B.V., Dell B.V., Imation B.V. en Fiar Consumer Electronics, hebben cassatie ingesteld tegen een eerder arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest was een bevestiging van eerdere vonnissen van de rechtbank Den Haag, waarin de vraag aan de orde was of de regeling voor thuiskopieën, zoals uitgewerkt in algemene maatregelen van bestuur (amvb's), onverbindend was wegens strijd met de Auteursrechtrichtlijn.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van de eisers verworpen. De rechtbank en het hof hadden eerder al geoordeeld dat de regeling niet in strijd was met de Auteursrechtrichtlijn. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.
De Hoge Raad heeft de eisers ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 4.408,68, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. De uitspraak is openbaar gedaan door raadsheer M.V. Polak, waarbij de vicepresident E.J. Numann als voorzitter fungeerde.