ECLI:NL:HR:2018:2212

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 november 2018
Publicatiedatum
29 november 2018
Zaaknummer
18/03028
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens overschrijding van de beroepstermijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 november 2018 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank had op 22 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil dat betrekking had op bestuursrecht en belastingrecht. Het beroep in cassatie werd ingediend op 11 juli 2018, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit beroepschrift niet tijdig was ingediend. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een beroep binnen zes weken na de uitspraak worden ingediend, wat in dit geval betekende dat de termijn op 10 juli 2018 eindigde. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom de termijn was overschreden, maar de door belanghebbende aangevoerde redenen werden niet als voldoende geacht. Hierdoor werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 30 november 2018.

Uitspraak

30 november 2018
Nr. 18/03028
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 22 mei 2018, nr. SGR 17/3744 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 22 mei 2018.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Blijkens een door de griffier van de Rechtbank op de uitspraak van de Rechtbank gestelde aantekening is een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen verzonden op 29 mei 2018.
Blijkens een door de griffier van Gerechtshof Den Haag op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening is dit beroepschrift via het digitale portaal op 11 juli 2018 ter griffie van dat Hof binnengekomen. Vervolgens heeft de griffier van het Hof het beroepschrift op 11 juli 2018 ter verdere behandeling doorgestuurd naar de Hoge Raad.
Het beroepschrift in cassatie is derhalve niet ontvangen binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in het onderhavige geval eindigde op 10 juli 2018.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 27 juli 2018 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Hetgeen belanghebbende in haar brief van 22 augustus 2018 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Gelet op het hiervoor overwogene moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2018.