ECLI:NL:HR:2018:2211

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 november 2018
Publicatiedatum
29 november 2018
Zaaknummer
18/01902
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 november 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met nummer 18/01902. Het beroep in cassatie was ingesteld door belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 22 maart 2018, waarin meerdere naheffingsaanslagen in de parkeerbelastingen van de gemeente Amsterdam aan de orde waren. Belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende in de gelegenheid gesteld om een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen in te vullen en terug te zenden, maar belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt. De griffier heeft vervolgens het beroep op betalingsonmacht afgewezen en belanghebbende gewezen op de gevolgen van het niet tijdig betalen van het griffierecht.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de verplichting om het griffierecht tijdig te betalen, ondanks herhaalde aanmaningen van de griffier. Hierdoor was het beroep in cassatie niet-ontvankelijk. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.

Uitspraak

30 november 2018
Nr. 18/01902
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Amsterdamvan 22 maart 2018, nrs. AMS 17/2545 V, AMS 17/2549 V, AMS 17/2551 V, AMS 17/2553 V, AMS 17/2556 V, AMS 17/2558 V, AMS 17/2560 V, AMS 17/2562 V, AMS 17/2566 V, AMS 17/2567 V, AMS 17/2572 V, AMS 17/2578 V, AMS 17/2580 V, AMS 17/3262 V, AMS 17/3263 V en AMS 17/3264 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraken van de Rechtbank betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de parkeerbelastingen van de gemeente Amsterdam.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
De griffier van de Hoge Raad (hierna: de griffier) heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 10 juli 2018 in de gelegenheid gesteld de daarbij gevoegde verklaring omtrent afwezigheid van vermogen binnen twee weken na dagtekening van die brief, volledig ingevuld en ondertekend aan de Hoge Raad terug te zenden. Volgens de Track&Trace gegevens van PostNL is die brief afgehaald op de afhaallocatie. Belanghebbende heeft van die geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Bij brief van 25 juli 208 heeft de griffier het beroep op betalingsonmacht afgewezen. Tevens is in die brief meegedeeld dat bij niet tijdige betaling van het griffierecht het beroep in cassatie niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
Bij brief van 27 juli 2018 heeft belanghebbende haar beroep op betalingsonmacht herhaald. Ook die brief bevat niet de gegevens en stukken als bedoeld in de brief van de griffier van 10 juli 2018. Dit herhaalde verzoek is door griffier, mede gelet op de eerder aan belanghebbende toegezonden brief van 25 juli 2018, buiten beschouwing gelaten.
De griffier heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 26 juli 2018, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgehaald op de afhaallocatie, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 29 augustus 2018, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL eveneens is afgehaald op de afhaallocatie, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft hierop niet nader gereageerd.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2018.