In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 november 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort en [Z] B.V. Het geschil betreft de heffing van leges voor de aanleg van een glasvezelnetwerk door belanghebbende. De Hoge Raad heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de toepasselijkheid van de Dienstenrichtlijn en de uitleg van artikel 13, lid 2 van die richtlijn.
De Hoge Raad oordeelde dat de Dienstenrichtlijn niet van toepassing is op de rechten die verschuldigd zijn voor de aanleg van een elektronisch-communicatienetwerk. Dit oordeel is gebaseerd op de verklaring voor recht van het Hof van Justitie, waarin werd vastgesteld dat de heffing van leges moet worden getoetst aan de Machtigingsrichtlijn in plaats van de Dienstenrichtlijn. De Hoge Raad heeft de eerdere uitspraak van het Gerechtshof vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat de leges die zijn geheven ter zake van de aanleg van het glasvezelnetwerk, moeten voldoen aan de criteria van artikel 13 van de Machtigingsrichtlijn, die onder andere vereisen dat de vergoedingen objectief gerechtvaardigd, transparant en niet-discriminerend zijn. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de wijze waarop gemeenten leges kunnen heffen voor de aanleg van infrastructuur door private partijen.