ECLI:NL:HR:2018:2181

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 november 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
18/02845
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake belastingaanslagen en boetebeschikking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De belanghebbende had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof van 23 mei 2018, waarin het hoger beroep van de belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Gelderland werd behandeld. De Rechtbank had zich uitgesproken over de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor het jaar 2013, alsook over de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente en een opgelegde boetebeschikking.

De belanghebbende voerde in cassatie verschillende klachten aan tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in. De Hoge Raad beoordeelde de klachten en oordeelde dat deze niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad besloot dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.

Uitspraak

23 november 2018
Nr. 18/02845
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 23 mei 2018, nrs. 17/00335 en 17/00336, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 16/2360 en 16/2361) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2013 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente en de ter zake van eerstgenoemde aanslag opgelegde boetebeschikking.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2018.