ECLI:NL:HR:2018:2164

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 november 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
18/01364
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van contact tussen ouder en minderjarige in jeugdrechtelijke context

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een verzoek van een moeder om een schriftelijke aanwijzing van een gecertificeerde instelling, die de beperking van het contact tussen haar en haar minderjarige kind inhield, vervallen te verklaren. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.C. van Steijn, had eerder in de feitelijke instanties, te weten de rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag, haar gelijk niet gekregen. De rechtbank had op 9 oktober 2017 een beschikking gegeven en het hof had op 28 februari 2018 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.

De vader, die ook betrokken was in deze procedure, had verzocht om het cassatieberoep van de moeder te verwerpen. De plaatsvervangend Procureur-Generaal had in zijn conclusie ook tot verwerping van het cassatieberoep geadviseerd. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de moeder verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de rechtbank en het hof in stand zijn gebleven. Deze uitspraak heeft implicaties voor de toepassing van het jeugdrecht en de rechten van ouders in situaties waarin de omgang met minderjarigen wordt beperkt.

Uitspraak

23 november 2018
Eerste Kamer
18/01364
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. N.C. van Steijn,
t e g e n
1. STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZUID-HOLLAND,
gevestigd te Gouda,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen;
2. [de vader],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als de moeder en verweerder sub 2 als de vader.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak C/09/539578/JE RK 17-1863 van de rechtbank Den Haag van 9 oktober 2017;
b. de beschikking in de zaak 200.228.395/01 van het gerechtshof Den Haag van 28 februari 2018.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de moeder heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. du Perron en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
23 november 2018.