ECLI:NL:HR:2018:2163

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 november 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
18/03686
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen beschikking voorwaardelijke machtiging Wet Bopz

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een verzoek tot cassatie van een betrokkene die woonachtig is in [woonplaats]. De advocaat van de betrokkene, mr. G.E.M. Later, heeft het cassatierekest ingediend tegen de beschikking van de rechtbank, die op 25 mei 2018 was gegeven in de zaak C/16/459131/FA RK 18-2315. De officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland was verweerder in deze cassatieprocedure, maar is niet verschenen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar artikel 81 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (RO) en de Wet Bopz. De centrale vraag in deze zaak was of het redelijkerwijs aan te nemen was dat de betrokkene de voorwaarden van de voorwaardelijke machtiging zou naleven. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was dat het beroep tot cassatie verworpen moest worden. De advocaat van de betrokkene heeft schriftelijk op deze conclusie gereageerd, maar de Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het middel zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. Dit werd niet verder gemotiveerd, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak. De uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de toepassing van de Wet Bopz en de voorwaarden voor voorwaardelijke machtigingen.

Uitspraak

23 november 2018
Eerste Kamer
18/03686
TT/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT MIDDEN-NEDERLAND,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/16/459131/FA RK 18-2315 van de rechtbank Midden-Nederland van 25 mei 2018.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van betrokkene heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
23 november 2018.