ECLI:NL:HR:2018:2150

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 november 2018
Publicatiedatum
20 november 2018
Zaaknummer
17/01185
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de kwalificatie van dierenwelzijnsdelicten en de relatie tussen verschillende wetgeving

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1940, was in cassatie gegaan tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarin hij was veroordeeld voor het onthouden van de nodige verzorging aan paarden en stieren, in strijd met artikel 37 (oud) van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De advocaat van de verdachte, J.L. Baar, had middelen van cassatie voorgesteld, waarop de plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de kwalificatie van het feit zoals vastgesteld door het hof niet getuigde van een onjuiste rechtsopvatting. Het hof had voldoende gemotiveerd dat er geen sprake was van een systematische specialis verhouding tussen de betrokken wetgeving, namelijk de GWWD en het Besluit welzijn productiedieren. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee de eerdere uitspraak van het hof.

Uitspraak

20 november 2018
Strafkamer
nr. S 17/01185
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 28 februari 2017, nummer 22/002522-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1940.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.L. Baar, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Namens de verdachte heeft D.J.G.J. Cornelissen, advocaat te 's-Gravenhage, daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 november 2018.