ECLI:NL:HR:2018:2121

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
15 november 2018
Zaaknummer
18/02576
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslagen loonheffingen en boetebeschikkingen

In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 4 mei 2018, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Den Haag werd behandeld. De Rechtbank had zich uitgesproken over de naheffingsaanslagen in de loonheffingen die aan [X] B.V. waren opgelegd voor de jaren 2010, 2011, 2012 en 2013, evenals over de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente, en de boetebeschikkingen. De Hoge Raad heeft de zaak op 16 november 2018 behandeld en de middelen die door belanghebbende zijn voorgesteld, zijn niet tot cassatie geleid. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen geen nadere motivering behoefden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Uitspraak

16 november 2018
Nr. 18/02576
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 4 mei 2018, nrs. BK-17/00920 en BK-17/00922 tot en met BK-17/00926, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 17/3359 en SGR 17/3361 tot en met SGR 17/3365) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2010, 2011, 2012 en 2013 opgelegde naheffingsaanslagen in de loonheffingen, de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente, en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij drie middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2018.