ECLI:NL:HR:2018:210

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 februari 2018
Publicatiedatum
15 februari 2018
Zaaknummer
17/02667
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake naheffingsaanslagen parkeerbelasting

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (hierna: het College) beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 25 april 2017. Deze uitspraak betrof het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Rotterdam, die betrekking hadden op naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting. Het College heeft een middel voorgesteld in het cassatieberoep, terwijl belanghebbende een verweerschrift heeft ingediend en tevens incidenteel beroep in cassatie heeft ingesteld met verschillende klachten.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het middel en de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de vragen niet relevant waren voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad beide beroepen in cassatie ongegrond verklaard. Tevens is het College veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1002 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast is er een griffierecht van € 501 opgelegd aan het College. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 16 februari 2018 door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.

Uitspraak

16 februari 2018
Nr. 17/02667
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdamte
Rotterdam(hierna: het College) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 25 april 2017, nrs. BK‑16/00412 en BK-16/00413, op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen uitspraken van de Rechtbank Rotterdam (nrs. ROT 16/1022 en ROT 16/1024) betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting van de gemeente Rotterdam.

1.Geding in cassatie

Het College heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het College heeft in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend. Het heeft schriftelijk zijn zienswijze omtrent het incidentele beroep naar voren gebracht.
Belanghebbende heeft in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van het middel in het principale beroep en de klachten in het incidentele beroep
Het middel en de klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel en de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

Wat betreft het principale cassatieberoep zal het College worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart beide beroepen in cassatie ongegrond, en
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1002 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2018.
Van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam wordt een griffierecht geheven van € 501.