ECLI:NL:HR:2018:208

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 februari 2018
Publicatiedatum
15 februari 2018
Zaaknummer
17/00168
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over regresvordering van UWV jegens gemeente na ongeval motorrijder

In deze zaak heeft het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) cassatie ingesteld tegen de Gemeente Amsterdam naar aanleiding van een ongeval waarbij een motorrijder betrokken was. Het ongeval vond plaats bij een klinkerstrook in het wegdek, wat aanleiding gaf tot een regresvordering van het UWV jegens de gemeente. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:208, geoordeeld over de vraag of er sprake was van omkering van de bewijslast of een verzwaarde motiveringsplicht voor de gemeente, en of er gevaar was door betonnen bermbeschermers. De Hoge Raad heeft het beroep van het UWV verworpen, waarbij werd vastgesteld dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het UWV bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Gemeente zijn begroot op € 854,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

16 februari 2018
Eerste Kamer
17/00168
TT/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
UITVOERINGSINSTITUUT WERKNEMERSVERZEKERINGEN,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaten: mr. K. Teuben en voorheen tevens mr. K.J.O. Jansen,
t e g e n
DE GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelende te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.A. Fruytier.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als het UWV en de Gemeente.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 516881/HA ZA 12-585 van de rechtbank Amsterdam van 29 augustus 2012 en 2 januari 2013;
b. het arrest in de zaak 200.133.681/01 van het gerechtshof Amsterdam van 11 oktober 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft het UWV beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor de Gemeente mede door mr. R.R. Oudijk.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt het UWV in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van De Gemeente begroot op € 854,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, M.J. Kroeze en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
16 februari 2018.