ECLI:NL:HR:2018:2073

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 november 2018
Publicatiedatum
8 november 2018
Zaaknummer
18/02601
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van rechtsmiddel na compromis ter zitting in belastingzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 november 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een belastingkwestie waarbij belanghebbende in beroep was gegaan tegen een beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland met betrekking tot de inkomstenbelasting en een navorderingsaanslag. De Rechtbank had het beroep tegen de beschikking niet-ontvankelijk verklaard, maar het beroep tegen de navorderingsaanslag gegrond verklaard, wat leidde tot een opdracht aan de Inspecteur om alsnog uitspraak op bezwaar te doen.

Tijdens de zitting bij het Hof hebben partijen een compromis gesloten over de beschikking, waarna belanghebbende het hoger beroep heeft ingetrokken. Het Hof verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk, ook met betrekking tot de navorderingsaanslag, wat leidde tot de cassatieprocedure. In cassatie werd geklaagd over de onjuiste vermelding dat de intrekking ook betrekking had op de navorderingsaanslag, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit niet tot cassatie leidde, omdat het Hof terecht het hoger beroep niet-ontvankelijk had verklaard.

De Hoge Raad heeft in zijn beslissing geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is openbaar uitgesproken en de uitspraak is aan de betrokken partijen bekendgemaakt.

Uitspraak

9 november 2018
nr. 18/02601
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 1 mei 2018, nr. 17/00534, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. LEE 16/3048), betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2008 gegeven beschikking als bedoeld in artikel 6.2a Wet IB 2001 en de over het jaar 2009 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

2.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1.1.
Belanghebbende heeft bij de Rechtbank beroep ingesteld betreffende onder meer de aan hem voor het jaar 2008 gegeven beschikking als bedoeld in artikel 6.2a Wet IB 2001 (hierna: de beschikking 2008) en tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar tegen de over het jaar 2009 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de navorderingsaanslag 2009).
2.1.2.
De Rechtbank heeft het beroep tegen de beschikking 2008 niet-ontvankelijk verklaard, het beroep tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar tegen de navorderingsaanslag 2009 gegrond verklaard en de Inspecteur opgedragen om alsnog uitspraak op bezwaar te doen.
2.2.1.
Ter zitting van het Hof hebben partijen een compromis gesloten ter zake van onder meer de beschikking 2008. Belanghebbende heeft vervolgens ter zitting het hoger beroep ingetrokken.
2.2.2.
Het Hof heeft het hoger beroep niet‑ontvankelijk verklaard op de grond dat het hoger beroep, ook wat betreft de navorderingsaanslag 2009, ter zitting is ingetrokken.
2.3.
In cassatie wordt terecht erover geklaagd dat in deze beslissing is vermeld dat de intrekking ook betrekking heeft op de navorderingsaanslag 2009. Uit het geschrift waarbij belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank kan niet worden afgeleid dat het hoger beroep ook betrekking heeft op de navorderingsaanslag 2009 waaromtrent de Inspecteur ingevolge de uitspraak van de Rechtbank nog een uitspraak op bezwaar moest doen.
Dit kan echter niet tot cassatie leiden, omdat de onjuiste vermelding van die navorderingsaanslag onverlet laat dat het wél aan het oordeel van het Hof onderworpen hoger beroep na de intrekking ter zitting niet‑ontvankelijk moest worden verklaard.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2018.