Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
6 november 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 november 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, Economische Kamer, van 15 maart 2017. De zaak betreft een verdachte die in cassatie is gegaan tegen een eerdere uitspraak. De verdachte, geboren in 1985, was betrokken bij een strafzaak die betrekking had op taxivervoer zonder het gebruik van een taxameter. De kern van de zaak draait om de vraag of het gebruik van een proces-verbaal van een verbalisant, die vier jaar na het feit als getuige is gehoord en zich het voorval slechts in grote lijnen kon herinneren, in strijd is met het recht op een eerlijk proces zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De advocaat van de verdachte, T.E. Korff, heeft een middel van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het middel niet tot cassatie kan leiden, omdat het geen nadere motivering behoeft en niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.