In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 november 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 19 juni 2018. Het betreft een verzoek om kwijtschelding van aanslagen in de rioolheffing, afvalstoffenheffing, watersysteemheffing en zuiveringsheffing voor het jaar 2017. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de belanghebbende zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Daarom heeft de Hoge Raad, met toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door vice-president G. de Groot als voorzitter, samen met raadsheren M.A. Fierstra en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.