Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
30 oktober 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Amsterdam. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat P. van de Kerkhof. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene was betrokken bij mensenhandel. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de bestreden uitspraak niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in de wet, met name dat de inhoud van de bewijsmiddelen die ten grondslag lagen aan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet was opgenomen in de uitspraak. Dit is in strijd met artikel 511e, eerste lid, en artikel 511g, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, die vereisen dat de uitspraak de bewijsmiddelen vermeldt en de inhoud daarvan weergeeft. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en heeft deze vernietigd, met de opdracht om de zaak terug te verwijzen naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan in samenhang met een andere zaak, genummerd 17/02128.