Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
19 oktober 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 oktober 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de nietigverklaring van een huwelijk. De man, eiser tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de geestvermogens van de man ten tijde van de sluiting van het huwelijk en de goede trouw van de echtgenoot. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder in twee beschikkingen op 16 augustus en 6 december 2016 geoordeeld, waarna het hof op 5 oktober 2017 de beschikking bevestigde. De man stelde dat zijn geestvermogens verstoord waren op het moment van het sluiten van het huwelijk, wat zou leiden tot de nietigheid van het huwelijk op basis van artikel 1:32 BW. De jongste dochter, als verweerster in cassatie, heeft verzocht het beroep te verwerpen, terwijl de overige betrokkenen geen verweerschrift hebben ingediend. De Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de man niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft.