ECLI:NL:HR:2018:198

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 februari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
16/03898
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep in cassatie tegen arrest Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake aanhouding en fouillering verdachte met MDMA en amfetamine

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 25 juli 2016 is gewezen. De verdachte, geboren in 1991, heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij hij werd veroordeeld in verband met het bezit van MDMA en amfetamine. De verdediging heeft zich beroepen op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) vanwege een schending van het vertrouwensbeginsel. Dit zou zijn gebeurd doordat de vordering tot wijziging van de tenlastelegging aan de raadsman werd overhandigd, maar vervolgens niet werd ingediend. Daarnaast is er een beroep gedaan op bewijsuitsluiting op grond van onrechtmatige fouillering en aanhouding door particuliere beveiligingsmedewerkers, zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.

De Hoge Raad heeft op 13 februari 2018 uitspraak gedaan in deze zaak. De advocaat van de verdachte, J.C. Reisinger, heeft middelen van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep dan ook verworpen.

Uitspraak

13 februari 2018
Strafkamer
nr. S 16/03898
IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 25 juli 2016, nummer 21/000392-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 februari 2018.