Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
13 februari 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 25 juli 2016 is gewezen. De verdachte, geboren in 1991, heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij hij werd veroordeeld in verband met het bezit van MDMA en amfetamine. De verdediging heeft zich beroepen op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) vanwege een schending van het vertrouwensbeginsel. Dit zou zijn gebeurd doordat de vordering tot wijziging van de tenlastelegging aan de raadsman werd overhandigd, maar vervolgens niet werd ingediend. Daarnaast is er een beroep gedaan op bewijsuitsluiting op grond van onrechtmatige fouillering en aanhouding door particuliere beveiligingsmedewerkers, zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad heeft op 13 februari 2018 uitspraak gedaan in deze zaak. De advocaat van de verdachte, J.C. Reisinger, heeft middelen van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep dan ook verworpen.