Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 27 juli 2016 houdt in dat de verdachte aldaar niet is verschenen. Het houdt voorts het volgende in:
"Op vordering van de advocaat-generaal verleent het hof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan.
(...)
De voorzitter deelt (...) mede dat de verdachte per email van 27 juli 2016 te 10:23 uur heeft verzocht om aanhouding van de zaak omdat hij wegens ziekte, te weten een voedselvergiftiging niet in staat is om ter terechtzitting te verschijnen.
De voorzitter geeft aan dat de Hoge Raad in het arrest van 12 mei 2015, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2015:1236 heeft bepaald dat van de verdachte of diens raadsman mag worden gevergd dat hij ter staving van het verzoek (alsnog) de gegevens kan verstrekken die de rechter met het oog op de te nemen beslissing wenselijk acht. De advocaat-generaal heeft op verzoek van de voorzitter aan haar administratie gevraagd om aan verdachte terug te mailen dat het hof binnen een week een doktersverklaring wenst te verkrijgen.
De advocaat-generaal vordert primair dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep, nu de verdachte niet na het instellen van het hoger beroep een schriftuur, houdende grieven, heeft ingediend. Geheel subsidiair vordert de advocaat-generaal dat het hof het vonnis van de rechtbank bevestigt.
De voorzitter deelt mede dat het hof, indien het binnen één week de beschikking krijgt over een doktersverklaring, het onderzoek zal heropenen teneinde de verdachte van zijn aanwezigheidsrecht gebruik te laten maken.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van het gerechtshof de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 10 augustus 2016 te 14:00 uur.
In de periode tussen het sluiten van het onderzoek op 27 juli 2016 en de uitspraak heeft het hof geen nadere gegevens ter staving van het feit dat verdachte ten tijde van de terechtzitting ziek was ontvangen."