ECLI:NL:HR:2015:1236

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
13/04083
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanhoudingsverzoek wegens ziekte en toetsingskader voor medische gegevens

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte had verzocht om aanhouding van de behandeling van zijn strafzaak wegens ziekte. Het Hof had dit verzoek afgewezen op basis van het feit dat de verdachte geen medische gegevens had overgelegd. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet voldoende had onderzocht of het overleggen van medische gegevens in redelijkheid van de verdachte verlangd had kunnen worden. De verdachte had in een faxbericht aangegeven dat hij door zijn gezondheid niet in staat was om persoonlijk aanwezig te zijn bij de zitting. De raadsman had ter zitting verklaard dat hij niet over een doktersverklaring beschikte, maar dat de situatie van de verdachte hem onverwacht was overkomen. De advocaat-generaal had zich tegen de aanhouding verzet, maar de Hoge Raad oordeelt dat het Hof de afwijzing van het verzoek niet kon baseren op het ontbreken van medische gegevens zonder te onderzoeken of deze gegevens redelijkerwijs konden worden verstrekt. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

Uitspraak

12 mei 2015
Strafkamer
nr. 13/04083
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 24 juni 2013, nummer 21/004158-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Bij brief van 24 februari 2015 heeft de raadsman het tweede middel ingetrokken.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof, teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt over de afwijzing door het Hof van het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak.
2.2.
Bij de aan de Hoge Raad op de voet van art. 434, eerste lid, Sv toegezonden stukken bevindt zich een faxbericht van 10 juni 2013 van de verdachte aan het Hof, inhoudende:
"Hierbij bericht ik U dat ik tot mijn zeer grote spijt wegens mijn gezondheidssituatie niet in staat ben persoonlijk aanwezig te kunnen zijn bij de geplande behandeling van mijn strafzaak op maandag 10 juni 2013 om 11.00 uur.
Ondergetekende heeft op 1 september 2012 een zwaar auto ongeval gehad, waarbij o.a. mijn linkerarm op 3 plaatsen is gebroken, mijn wervels zijn verschoven, waardoor ik de hele dag benauwd heb en een zuurstoftekort heb.
Ik moet worden vervoerd in een rolstoel met aangepast vervoer, maar ik ben vanmorgen door een zuurstoftekort en ademhalingsproblemen niet in staat mij naar Arnhem te begeven.
Ik heb bijna het hele weekend op bed gelegen en voel mij dusdanig dat mijn huisarts mij volledige rust heeft voorgeschreven.
Ik kan niet om 11.00 uur aanwezig zijn. Ondanks dat ik hier wel naartoe heb gewerkt. Maar ik kan nu gewoonweg niet.
Ik verzoek U mijn strafzaak eenmalig aan te houden en mij een kans te geven zelf bij de behandeling aanwezig te zijn."
2.3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 10 juni 2013 houdt in dat de verdachte aldaar niet is verschenen. Het houdt voorts het volgende in:
"Ter terechtzitting is aanwezig mr H.O. den Otter, advocaat te Arnhem, die verklaart niet uitdrukkelijk door verdachte te zijn gemachtigd de verdediging te voeren.
De voorzitter deelt mede de inhoud van een door de verdachte gestuurde fax, gedateerd 10 juni 2013, waarin hij om aanhouding van de behandeling verzoekt.
De raadsman voert het woord, zakelijk weergegeven:
Ik wil het aanhoudingsverzoek van mijn cliënt graag toelichten. Ik ben mij ervan bewust dat er geen doktersverklaring is. Ik heb mijn cliënt vanochtend gemaild. Ik heb hem ook verzocht om een doktersverklaring. Het verzoek kwam bij mij ook zeer onverwacht. Ik heb het aanhoudingsverzoek meteen doorgestuurd naar de griffier en de advocaat-generaal. Ik heb mijn cliënt geprobeerd te bellen. Ik heb hem niet gesproken. Mijn cliënt heeft mij wel een sms-bericht gestuurd. Hij heeft mij verteld dat hij doodziek is en dat hij niet kan lopen.
Ik weet niet of u mijn cliënt wel eens heeft gezien. Hij is heel zwaar en kortademig. Ik denk dat er sprake is van een overmachtsituatie. Ik wijs u ook nog op de relevante jurisprudentie. Als de gegevens in redelijkheid niet verschaft kunnen worden, is dat wel een reden om aan te houden. Mijn cliënt wil graag aanwezig zijn. Ik heb de zaak inhoudelijk voorbereid. Mijn cliënt wil een inhoudelijk verweer voeren. Hij wil dat met stukken onderbouwen. Dat heeft hij aan mij laten weten. Zonder dat kan ik de verdediging niet voeren.
Mijn cliënt wil terecht gebruik maken van zijn aanwezigheidsrecht. Ik wijs nog op twee arresten van de Hoge Raad (LJN BH0566 en LJN BH5171). Ik verzoek om aanhouding van de behandeling.
De advocaat-generaal voert het woord, zakelijk weergegeven:
Ik voel niets voor aanhouding van de zaak. Het komt de verdachte blijkbaar goed uit om niet te komen. Ik begrijp dat verdachte contact heeft gehad met de huisarts. Ik zie echter geen bericht van de huisarts. Ik zie geen reden om de zaak vandaag aan te houden.
De raadsman voert het woord, zakelijk weergegeven:
Op de vraag van de oudste raadsheer antwoord ik als volgt. Ik heb mijn cliënt gebeld en ik heb een sms-bericht van hem gehad. Ik heb hem vervolgens niet meer gesproken. Ik weet niet of ik mij zou hebben laten machtigen. Het had de hele situatie niet veranderd. De hele voorgeschiedenis is ook belangrijk.
Het hof trekt zich terug voor het houden van beraad.
Na beraad deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het verzoek van de verdachte en de raadsman wordt afgewezen, nu het verzoek niet met medische gegevens is onderbouwd."
2.4.
Blijkens voormeld proces-verbaal is vervolgens verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte, heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden en is het gesloten.
2.5.
Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat ingeval een verdachte wegens ziekte is verhinderd op de terechtzitting te verschijnen en in verband daarmee schorsing van het onderzoek heeft verzocht of doen verzoeken, de rechter aan dit verzoek voldoet teneinde de verdachte alsnog de gelegenheid te geven bij de behandeling van zijn zaak op de terechtzitting aanwezig te zijn. Dit spruit voort uit het onder meer in art. 6 EVRM gewaarborgde aanwezigheidsrecht van de verdachte. Bijzondere omstandigheden kunnen echter meebrengen dat de rechter tot het oordeel komt dat het belang van een behoorlijke strafvordering - welke omvat afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn - ernstig in het gedrang zou komen, indien het onderzoek op de terechtzitting zou worden geschorst en dat dit belang onder de gegeven omstandigheden zwaarder moet wegen dan het belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak tegenwoordig te zijn.
Het staat ter beoordeling van de rechter of hij de aangevoerde reden aannemelijk en van voldoende gewicht acht en of het belang van een behoorlijke strafvordering de voorrang moet hebben boven het belang van de verdachte bij aanhouding. In de regel mag daarom van de verdachte of diens raadsman worden gevergd dat hij ter staving van het verzoek (alsnog) de gegevens kan verstrekken die de rechter met het oog op de te nemen beslissing wenselijk acht. Aan de rechter staat het vrij om indien een verzoek onvoldoende door bewijsstukken is gestaafd of indien aan diens verlangen tot aanvulling niet of niet genoegzaam is voldaan, daaraan gevolgtrekkingen te verbinden. Oordelen en beslissingen daarover kunnen in cassatie slechts op hun begrijpelijkheid worden getoetst. (Vgl. HR 9 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5730, NJ 2002/466.)
2.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is vooropgesteld stond het het Hof vrij om voor de beoordeling van het verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak wegens ziekte van de verdachte bewijsstukken of nadere inlichtingen te verlangen. In aanmerking genomen dat de raadsman ter terechtzitting is verschenen om namens de verdachte om aanhouding te verzoeken en de verdachte hem blijkens zijn verklaring ter terechtzitting die ochtend per sms heeft laten weten doodziek te zijn en niet te kunnen lopen, kan het oordeel van het Hof dat het verzoek diende te worden afgewezen op grond van de enkele omstandigheid dat de verdachte op dat moment geen medische gegevens had overgelegd, zonder dat was onderzocht of het overleggen van medische gegevens in redelijkheid van de verdachte verlangd had kunnen worden, de afwijzing van het verzoek niet dragen.
2.7.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het derde middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 mei 2015.