2.2.2.Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal aangifte d.d. 10 juli 2015 van de Politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2015205711-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in (pagina 20 tot en met 24):
als de op 10 juli 2015 afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Ik ben werkzaam als brigadier van politie bij de eenheid Den Haag, werkzaam binnen het team Gouda. Op 27 november 2009 schreef ik een mini-proces-verbaal uit voor een man die opgaf te zijn: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1966.
Op 1 december 2009 kreeg ik via mijn persoonlijke profiel op internetsite Hyves een uitnodiging van [verdachte]. Ik zag aan de profielfoto van dit profiel dat het hier om [verdachte] ging. Op diezelfde dag kreeg ik wederom een uitnodiging via Hyves van [verdachte], met wederom dezelfde profielfoto als [verdachte]. Ik heb vervolgens de uitnodiging genegeerd.
Op 6 december 2009 keek ik in het postvakje op mijn werk. Ik zag daar een envelop liggen met hierop mijn naam en het adres van het bureau van politie. Toen ik in de envelop keek, zag ik daar een kaart zitten. In deze kaart zat tevens een foto van een man welke ik herkende als [verdachte]. Op de kaart stond een soort van liefdesverklaring.
Op 9 december 2009 heb ik in overleg met [verbalisant 1] een brief opgesteld en deze verzonden naar [verdachte]. In de brief heb ik aangegeven dat hij geen enkel contact met mij moet opnemen. Hierna heb ik een tijdje geen bericht meer gehad van [verdachte].
Op 16 april 2010, mijn verjaardag, lag er ineens een pakketje in mijn postvakje met op de voorzijde een zelfgemaakte adressticker, met hierop een foto van de politiepost en gefeliciteerd met mijn verjaardag. In deze envelop zat een zelfgemaakte cd met een zelf gemaakte hoes. Op de cd stonden diverse Duitse liefdesliedjes. In het boekje met teksten stonden tevens foto's van [verdachte] zelf.
Op 30 oktober 2010 kwam ik op mijn werk. Ik zag dat er op de tafel van de chef van dienst een pakket lag met hierop mijn naam. Ik herkende de zelfgemaakte adres sticker als de eerdere die [verdachte] heeft gemaakt. Na het pakket te hebben opengemaakt, zaten de volgende goederen erin:
- oranje t-shirt;
- cd van Nina Hagen, Street Compiled;
- cd van The World Cop Mix;
- cd van De Verzoening, waarbij op het display te zien is [betrokkene 1];
- vier brieven met liefdesverklaring richting mij;
- briefje met een soort van tegoedbon voor een vierde cd;
- kaart met proefluchtje.
Hierop heb ik al de goederen overgedragen aan [verbalisant 1]. In overleg met hem zou er een gesprek plaats vinden tussen hem en [verdachte]. Dit gesprek heeft op 15 november 2010 plaatsgevonden aan het bureau van politie te Gouda. Door [verbalisant 1] werd mij verteld dat hij [verdachte] had gewaarschuwd geen contact meer met mij te zoeken anders zou er aangifte tegen hem gedaan worden van belaging. Dit is bevestigd door het feit dat [verdachte] een verklaring heeft ondertekend waarin hij heeft verklaard zich hieraan te houden.
Op 16 maart 2011 was ik wederom aan het werk binnen het bureau van politie te Gouda. Op die dag ontving ik van een medewerker van de afdeling Intake een pakketje. Ik zag dat er op dit pakket een adressticker zat, welke ik herken als de stickers welke [verdachte] maakt. In het pakket zat een fles rode wijn van het merk Stormhoek. Ook zat hier een wijnfleshouder bij in de vorm van een ketting. In de doos zat tevens een brief met hierop weer een heel onsamenhangend verhaal. Tevens zat er een postkaart bij welke zelf is samengesteld met hierop de tekst: "Where and when you are [betrokkene 1] there and then I am [verdachte]".
Op 12 december 2012 is [verdachte] opnieuw voor mij naar het politiebureau te Gouda gekomen. Ik was op dat moment niet aanwezig en dat is ook aan [verdachte] verteld. Echter nam hij daar geen genoegen mee en hij stond er op dat ik gebeld zou worden. Hij moest en zou mij spreken. Omdat mijn collega's wisten dat ik absoluut geen contact met [verdachte] wilde, hebben zij mij niet gebeld. [verdachte] nam hier geen genoegen mee en weigerde vervolgens het bureau te verlaten.
Op 31 december 2012 is [verdachte] wederom voor mij naar het politiebureau te Gouda gekomen. Eigenlijk gebeurde toen hetzelfde als op 12 december 2012. [verdachte] probeerde via een smoes met mij in contact te komen. Gelukkig hadden mijn collega's het snel door en werd hem verteld dat hij het politiebureau moest verlaten. [verdachte] weigerde dit wederom.
Hierna is het lange tijd rustig geweest. [verdachte] nam geen contact meer met mij op, ik ontving geen nieuwe brieven of cadeaus, en hij kwam niet meer naar het politiebureau om mij lastig te vallen. Pas toen dit gestopt was, merkte ik wat voor negatieve invloed [verdachte] op mij en mijn werk had. Ik voelde mij beperkt in de uitvoering van mijn werkzaamheden. Ik ben terughoudender geworden in sommige situaties op straat en het maakt me extra alert in sommige momenten. Ik wil benadrukken dat ik [verdachte] éénmaal heb gezien en dat betrof het moment van de bekeuringssituatie. [verdachte] haalt in zijn brieven en contacten zaken aan waar ik niets vanaf weet, wat gewoon niet zo is en niet gebeurd is.
Helaas bleek op 1 januari 2015 dat [verdachte] mij niet vergeten is en dat hij niet gestopt is met mij lastig vallen. Op 1 januari 2015 kreeg ik een sms bericht van het telefoonnummer +[06-001]. Ik las de volgende tekst: "[betrokkene 1]! De allerbeste wensen en een heel gelukkig nieuw jaar." Ik wist op dat moment niet wie de persoon achter dit telefoonnummer was en stuurde het volgende bericht terug: "Dank je wel, jij ook, Ik heb alleen je nummer niet opgeslagen. Wie ben je?" Ik zag dat ik vervolgens het volgende bericht als antwoord ontving: "Heb ook nog een ander nummer, misschien had jij die AL LANG opgeslagen! Toch... ? Hoe dan ook. Dank je... En nogmaals, [betrokkene 1], GELLUKKIG NIEUWJAAR. Je weet wie ik ben! ECHT WAAR... IK WENS JE HET ALLERBESTE!!!". Ook na het lezen van dit bericht had ik nog geen enkel idee wie de persoon achter dit telefoonnummer was. Om die reden heb ik het telefoonnummer gebeld. Ik hoorde dat een manspersoon de telefoon op nam en ik vroeg wie hij was. Ik hoorde dat de man zei: "Je weet wel wie ik ben [betrokkene 1]." Ik vroeg aan de man waar ik hem van zou moeten kennen. Ik hoorde dat de man zei: "Van je werk". Door deze laatste opmerking moest ik meteen aan [verdachte] denken. Hierop heb ik hem daarmee geconfronteerd en ik heb het telefoongesprek beëindigd.
Op 15 april 2015, een dag voor mijn verjaardag, hoorde ik van mijn buurman dat er een pakketje voor mij was afgeleverd. Ik ben vervolgens naar mijn buurman gegaan en ik zag inderdaad dat het pakketje op mijn naam stond.
Ik opende vervolgens het pakket en ik zag dat dit precies een zelfde fles wijn betrof, welke ik op 16 maart 2011 ook al eens van [verdachte] had ontvangen. Ik zag dat er een kaart bij zat, welke aan mij gericht was. Ik las dat [verdachte] mij feliciteerde met mijn verjaardag en dat hij aanhaalde dat hij mij al lang niet gezien had. Tevens las ik dat hij schreef dat hij een keer een biertje bij mij kwam halen. Aangezien ik dit pakket geheel niet had willen ontvangen en ook absoluut niet wil dat [verdachte] bij mij langs komt, heb ik het pakket retour afzender terug gestuurd.
Op 9 juli 2015 bevond ik mij in de woonkamer van mijn woning in Ter Aar. Ik keek op dat moment naar buiten en zag dat [verdachte] in mijn straat liep. In eerste instantie geloofde ik mijn eigen ogen niet en ik liep mijn woning uit, naar de straat. Ik zag dat [verdachte] ondertussen ongeveer 100 meter verderop liep en even op de hoek van de straat bleef staan. Ik zag dat hij zich omdraaide en in mijn richting liep. Ik ben toen mijn woning weer in gegaan. Ik zag dat [verdachte] voor mijn woning langs liep en ik zag op dat moment dat het echt [verdachte] was. Ik zag dat hij de voortuin van de buren, van perceel 27, in liep. Ik ben toen snel naar boven gelopen en ik hoorde de deurbel van de buren gaan. Ik heb vervolgens geluisterd wat er gebeurde. Ik hoorde dat de deur bij de buren geopend werd en ik hoorde dat [verdachte] zei: "Waar woont [betrokkene 1]?" Ik hoorde dat de buurman zei dat die naast hem woonde, betreffende mijn woning. [verdachte] is vervolgens gelukkig niet naar mijn woning gekomen.
Gezien het feit dat [verdachte] mij sinds 2009 tot en met heden blijft benaderen, brieven stuurt, pakketjes stuurt en mij nu zelfs in mijn privé omgeving op zoekt, doe ik aangifte ter zake van stalking en belaging. [verdachte] heeft in het verleden al eens een schrijven ondertekend waarin staat dat bij geen contact meer met mij zou opnemen. Echter blijft hij contact met mij opnemen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Een proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 11 februari 2016 van de Politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2015205711-7. Dit proces-verbaal houdt onder meer in (pagina 28 en 29):
als de op 11 februari 2015 afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Op 10 juli 2015 heb ik samen met mijn uitvoerend teamchef een gesprek met [verdachte] gehad. Naar aanleiding van dit gesprek heb ik mijn aangifte op dat moment niet doorgezet. Ik heb tegen [verdachte] uitdrukkelijk gezegd dat hij mij met rust moest laten en geen brieven of iets dergelijks moest sturen. [verdachte] gaf als antwoord dat hij het snapte en dat hij het erg vervelend voor mij vond. Dit was voor mij een reden om de aangifte nog niet door te zetten.
Op 5 december 2015 kreeg ik wederom een brief in mijn brievenbus. Het betrof een enveloppe met een geschreven tekst. Ik herkende het handschrift direct als het handschrift van [verdachte]. In de enveloppe zat een kaartje waarop een paar sportschoenen stonden afgedeeld met de tekst: "Hoera een Zoon gefeliciteerd, BABY". Aan de binnenkant van het kaartje staat geschreven: "Heel veel plezier en geluk met jullie zoon, hartelijke groet [verdachte]". Tevens zat er ook een getypte brief bij. Hierin staat een voor mij onsamenhangend verhaal geschreven door [verdachte].
Mijn vrouw is op 29 juni 2015 bevallen van een zoon. In de enveloppe zat ook nog een sleutelhanger met een zogenaamde engelvleugel. Aan de sleutelhanger zat een kaartje met daarop de tekst: "Een hemelse vriend staat altijd voor je klaar". Ook hier weer afgebeeld een engelvleugel.
Toen ik dat kaartje kreeg, was ik het helemaal zat. Ik had hem in juli 2015 nog gewaarschuwd dat als hij mij nog een keer lastig zou vallen, ik de aangifte door zou laten gaan.
3. Een proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie d.d. 3 maart 2016 van de Politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2015205711-20. Dit proces-verbaal houdt onder meer in (pagina 26 en 27):
als relaas van de opsporingsambtenaar:
Op 3 maart 2016 heb ik, verbalisant [verbalisant 2], als hulpofficier van justitie van Eenheid Den Haag te Gouda een mondelinge klacht ontvangen. De klacht werd gedaan door: [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1983.
De klager verklaarde tegenover mij het volgende:
Ik wens uitdrukkelijk om tot vervolging over te gaan ter zake stalking. Van 2009 tot en met 2015 ben ik veelvuldig lastig gevallen door [verdachte], geboren 23 mei 1966. Hij benadert mij via social media, per post, per telefoon en tevens heeft hij mij in mijn eigen privé omgeving opgezocht. Verder verwijs ik u naar mijn aangifte, welke ik op 10 juli 2015 heb gedaan.
4. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juli 2015 van de Politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2015205711-4. Dit proces-verbaal houdt onder meer in (pagina 30 tot en met 34):
als relaas van de opsporingsambtenaar:
Naar aanleiding van de aanhouding van de verdachte [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, heb ik, verbalisant [verbalisant 1], op 10 juli 2015 gesproken met betrokkene [betrokkene 1].
In gesprek gaf [betrokkene 1] aan dat bij het als zeer bedreigend had ervaren dat betrokkene [verdachte] gisteren aan de deur stond bij zijn buren. Hij geeft aan dat hij bang is dat nu [verdachte] weet waar hij woont hij hem regelmatig komt opzoeken.
Uit contact met collega's blijkt dat verdachte [verdachte] steeds aangeeft dat hij alleen ophoudt met contact zoeken als [betrokkene 1] dat zelf tegen hem zegt. Hij geeft aan dat het hem niet uitmaakt en hij zich er niets aan gelegen laat, als de politieorganisatie of de rechter hem verbieden contact te hebben met [betrokkene 1].
[betrokkene 1] was sinds 2009 bekend met dit verzoek van verdachte [verdachte]. Zijn standpunt was echter dat hij niets met [verdachte] te maken wilde hebben en vooral ook geen contact met hem wilde.
Dit heeft er in geresulteerd dat [betrokkene 1] in 2010 een brief heeft geschreven, waarin hij aangeeft dat hij geen contact wenst met [verdachte].
Op 15 november 2015 (het hof leest: 2010) heb ik een uitgebreid gesprek gehad met verdachte [verdachte]. Hierin is hem duidelijk de wacht aangezegd en hebben we gezamenlijk een verklaring ondertekend. Hierin geeft verdachte [verdachte] aan te stoppen met zijn stalkingsgedrag.
Helaas heeft [verdachte] zich niet aan deze afspraak gehouden. Naar aanleiding van het feit dat [verdachte] wederom contact zocht met [betrokkene 1] heb ik aan [betrokkene 1] voorgelegd om toch in een persoonlijk gesprek met [verdachte] hem aan te geven dat hij niet gediend is van contact met [verdachte].
Op 10 juli 2015 ben ik aangesloten in het verhoor van [verdachte]. In dit verhoor heb ik de verdachte [verdachte] nogmaals herinnerd aan de afspraken die we hebben ondertekend op 15 november 2010. Hij gaf aan dat hij zich dit nog herinnerde maar dat hij later weer contact had gezocht. Hierop heb ik hem gevraagd of hij ook nu een brief wilde ondertekenen waarin hij aangeeft te stoppen met zijn stalkingsgedrag.
Ik hoorde hem zeggen: "Ik begrijp nu wel dat [betrokkene 1] geen contact meer met mij wil. Ik wil mij hier nu aan houden en wil de brief ondertekenen". Ik zag dat de verdachte [verdachte] de brief vervolgens ondertekende.
5. De verklaring van de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 23 september 2016 verklaard:
Ik heb in de periode van 1 december 2009 tot en met 5 december 2015 contact gezocht met [betrokkene 1]. Ook heb ik hem in die periode kaarten, brieven en pakketten gestuurd en heb ik hem opgezocht op diens werk. Voorts ben ik naar de woning van [betrokkene 1] in Ter Aar gegaan om hem op te zoeken. Op 1 januari 2015 heb ik een sms-bericht naar [betrokkene 1] verzonden.
U houdt mij voor dat in november 2010 een gesprek heeft plaatsgevonden waarin aan mij is verteld geen contact meer met [betrokkene 1] te zoeken; anders zou er aangifte tegen mij worden gedaan voor belaging. Uit dit gesprek begreep ik dat [betrokkene 1] het niet leuk vond."