Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor zover gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak van het onder 1 en 2 tenlastegelegde voor zover betrekking hebbende op [betrokkene 2] , en hem vrijgesproken van het overige aan hem tenlastegelegde. Het heeft die vrijspraak als volgt gemotiveerd:
"- artikel 273f eerste lid, sub 1, 3, 4 en 6 Sr
Het hof deelt het standpunt van de advocaat-generaal en de raadsman dat uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg of hoger beroep bewijs naar voren is gekomen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde handelingen met betrekking tot artikel 273f, eerste lid, sub 1, 3 ten eerste en ten tweede, en 6 Sr. De verdachte zal van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Anders dan de advocaat-generaal heeft betoogd, geldt dat ook voor het ten laste gelegde bewegen van [betrokkene 1] om zich beschikbaar te stellen als prostituée (sub 4). Het enkele feit dat, zoals hierna uitgebreider zal worden besproken, de door [betrokkene 1] aan de verdachte op diens verzoek verstrekte bedragen afkomstig waren uit de opbrengsten van haar werk in de prostitutie, maakt nog niet dat [betrokkene 1] daardoor in de prostitutie is blijven werken. Evenmin is bewezen het (meer of anders) ten laste gelegde medeplegen, zodat de verdachte ook hiervan zal worden vrijgesproken.
Gelet op het voorgaande zal het hof zich bij de bespreking van het ten laste gelegde verder beperken tot het onder feit 1 sub 9 (voor zover hier nog relevant: het bewegen van [betrokkene 1] om te worden bevoordeeld uit de opbrengst van het prostitutiewerk van [betrokkene 1] ) en het witwasfeit onder feit 2.
- beoordelingskader in het algemeen
Uit de toepasselijke totstandkomingsgeschiedenis van het onderhavige wetsartikel 273f (oud) Sr en de toepasselijke jurisprudentie volgt dat mensenhandel is gericht op uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. De in dit artikel opgenomen verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. Dit gebrek aan een vrije keuze en afhankelijkheid komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen die van artikel 273f Sr deel uitmaken, waarbij deze gedragingen alleen bestraft kunnen worden als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij (oogmerk van) uitbuiting kan worden verondersteld. Het (oogmerk van) uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, anders dan door de (niet limitatieve) opsomming in het tweede lid van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder uitbuiting van een ander in de prostitutie. Deze bepaling doelt op een verscheidenheid aan moderne vormen van slavernij (zijnde de volledige zeggenschap van de ene persoon over de andere). Het hof benadrukt dat het enkele aanwenden van dwangmiddelen niet reeds uitbuiting oplevert, maar dat het (impliciet in te lezen) oogmerk van uitbuiting met zich brengt dat sprake moet zijn van een (voorgenomen) ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid.
- beoordelingskader, voor zover van belang voor sub 9 één of meer van de genoemde gedragingen:
dwingt dan wel beweegt hem te bevoordelen uit de opbrengst van prostitutie één of meer van de genoemde middelen:
onder de genoemde omstandigheden: dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft. Met betrekking tot het bestanddeel "misleiding" geldt dat hiervan sprake is als er doelbewust een foute voorstelling van zaken wordt gegeven.
oogmerk van uitbuiting:
De rechtbank heeft geoordeeld dat voor een veroordeling van dit onderdeel van mensenhandel een (oogmerk van) uitbuiting niet nodig is. Voldoende is als sprake is van een dwangmiddel. Het hof acht dit oordeel niet juist. Hoewel (het oogmerk van) uitbuiting in deze delictsomschrijving niet als bestanddeel wordt genoemd, is het hof van oordeel dat, mede in het licht van recente jurisprudentie van de Hoge Raad, het voordeel trekken uit seksuele handelingen alleen dan tot het bewijs van mensenhandel kan leiden, indien dat is begaan onder omstandigheden waarbij het (oogmerk van) uitbuiting, als extra impliciet bestanddeel, kan worden bewezen.
In een geval als het onderhavige kan van een uitbuitingssituatie worden gesproken wanneer de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitue(e) pleegt te verkeren in Nederland. Mondig betekent dat hij of zij zelfstandig kan bepalen of en wanneer en voor wie er wordt gewerkt en ook dat hij of zij zelf de beschikking heeft over de inkomsten uit dat werk. Uitbuiting veronderstelt wel altijd een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. Instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting is niet relevant.
- feitelijke vaststellingen
[betrokkene 1] is geboren en getogen in Roemenië op [geboortedatum] 1988.
Zij is naar eigen zeggen op haar negentiende begonnen met werken in de prostitutie en heeft besloten om dit in Nederland te doen. Uit de in haar woning aangetroffen facturen blijkt dat [betrokkene 1] in ieder geval vanaf 21 september 2008 tot en met 25 maart 2009 vrijwel onafgebroken in Alkmaar een kamer heeft gehuurd voor haar prostitutiewerkzaamheden. Zij heeft, samen met twee andere vrouwen, in Amsterdam een huis gehuurd, waarvan de huurovereenkomst op haar naam staat. De huurperiode liep van 1 december 2009 tot en met 1 december 2010. De huur werd altijd door [betrokkene 1] betaald. Zij is in het bezit van haar eigen paspoort.
[betrokkene 1] staat sedert 21 september 2009 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam als eenmanszaak, prostituee. Zij werkt met een andere vrouw in een pand op de [a-straat] in Amsterdam. Hier heeft op 18 mei 2010 een zedencontrole plaatsgevonden. Het mutatierapport dat hiervan is opgemaakt, houdt in dat beiden aangaven dat ze niet gedwongen in de prostitutie zaten en dat zij al het geld dat ze verdienden zelf konden houden. Rapporteur [betrokkene 3] meldt wel dat toen de B9 regeling aan [betrokkene 1] werd uitgelegd, zij een hoge ademhaling had en moeilijk uit haar woorden kwam.
Een proces-verbaal van bevindingen van 23 september 2010 houdt in dat [betrokkene 1] in de periode van 25 mei 2009 tot en met 7 mei 2010 in totaal € 40.350 heeft overgemaakt naar diverse personen in Roemenië, onder wie naar de verdachte (€ 10.500) en naar de zus van de verdachte (€ 15.850). Daarnaast heeft ze een keer € 600 overgemaakt naar de moeder van de verdachte.
In het dossier bevinden zich voorts diverse journaals van afgeluisterde, door [betrokkene 1] gevoerde telefoongesprekken met de verdachte en met derden, waaruit verbalisanten de conclusie hebben getrokken dat de verdachte [betrokkene 1] dwingt in de prostitutie werkzaam te zijn en dat zij door hem wordt uitgebuit. Deze dwang en uitbuiting zijn met name gebaseerd op de vervanging van de vaste chauffeur en de telefoongesprekken waarin de verdachte [betrokkene 1] om geld vraagt.
Op 16 juni 2010 is de verdachte aangehouden in de woning van [betrokkene 1] en is een zogenaamd intake gesprek met [betrokkene 1] gehouden. Van dit gesprek is echter geen proces-verbaal opgemaakt. Op 13 september 2010 is [betrokkene 1] voor de eerste maal door de politie gehoord. Zij heeft toen verklaard dat zij haar eigen eenmanszaak heeft en in de prostitutie werkt. Zij houdt een kasboek bij voor de boekhouder, in verband met de belastingen die zij moet betalen. Voor haar betekent dit werk dat zij vrij is en van niemand afhankelijk is en dat zij haar eigen beslissingen mag nemen. Zij verklaart dat zij de enige is die beslist over haar geld en over wanneer zij vrij is (het hof begrijpt: wanneer zij niet werkt). Zij neemt de beslissingen in haar leven en niemand anders, aldus [betrokkene 1] . Zij verklaart voorts dat zij zichzelf niet als slachtoffer ziet. Zij heeft al bijna twee jaar een relatie met de verdachte. Zij heeft hem in Nederland ontmoet, via gemeenschappelijke vrienden. Zij werkte op dat moment al in de prostitutie. Zij houdt heel van hem. Over haar inkomsten heeft zij verklaard dat zij de ene avond maar 50 euro verdient en de andere keer 300 euro. Hiervan moeten de vaste lasten en de kosten van het levensonderhoud nog betaald worden. Over de geldstortingen aan de verdachte en familieleden van verdachte verklaart zij dat zij dit geld heeft overgemaakt als een lening en dat dit ook is terugbetaald.
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat de verklaring van [betrokkene 1] en die van de verdachte in het geheel niet stroken met de in kaart gebrachte geldstromen en met de inhoud van de afgeluisterde telefoongesprekken. Daaruit moet worden geconcludeerd dat de verdachte door misbruik van feitelijk overwicht [betrokkene 1] heeft bewogen een deel van haar verdiensten aan hem af te staan.
- beoordeling
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat de verklaringen van [betrokkene 1] met terughoudendheid moeten worden bezien, nu deze op onderdelen niet strookt met de telefoongegevens en de financiële gegevens. Niet is uitgesloten dat haar liefdesrelatie met de verdachte een rol heeft gespeeld bij de door haar afgelegde verklaring op 13 september 2010.
- geen misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de verdachte geen misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht. [betrokkene 1] bevond zich legaal in Nederland, waar zij zich in haar beroep, ook zonder de Nederlandse taal te spreken, goed kon redden. Zij was in Nederland als zelfstandig ondernemer werkzaam in de prostitutie omdat voor haar andere werkzaamheden geen optie waren vanwege de taalbarrière en zij in de prostitutie in relatief korte tijd veel geld kon verdienen. Zij had een boekhouder ingeschakeld en droeg haar belastingen af. Zij heeft in Amsterdam een woning gehuurd en niet is gebleken van enige restricties die haar werden opgelegd in haar bewegingsvrijheid. Zij kon derhalve gaan en staan waar zij wilde. Dat zij om van en naar het werk te reizen kennelijk gebruik maakt van een vaste taxichauffeur, die op een bepaald moment door "de jongens zou zijn vervangen door iemand uit Roemenië" is onvoldoende om aan te nemen dat de verdachte op die manier controle of druk uitoefende op de werkzaamheden en verdiensten van [betrokkene 1] en dat hij haar aldus in haar vrijheid beperkte, nog afgezien van het feit dat onduidelijk is gebleven of de verdachte wel één van 'de jongens' was.
Ook de in het dossier afgeluisterde telefoongesprekken en sms-berichten, tussen [betrokkene 1] en de verdachte en anderen, leveren naar het oordeel van het hof onvoldoende bewijs op voor misbruik van overwicht. Daaruit volgt in elk geval niet dat de verdachte in een situatie verkeerde die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee pleegt te verkeren in Nederland, dat zij niet zelfstandig kon bepalen of en wanneer en voor wie zij werkte of dat ze haar inkomsten niet mocht behouden. Weliswaar levert de verdachte aan de telefoon wel eens commentaar als [betrokkene 1] meldt dat haar verdiensten tegenvallen, echter is dat op zichzelf onvoldoende voor een bewezenverklaring van het bestaan van een uit feitelijk omstandigheden voortvloeiend overwicht.
- wel misleiding
Wel kan worden bewezen dat de verdachte [betrokkene 1] heeft bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengt van seksuele handelingen door middel van misleiding. In diverse telefoongesprekken vraagt de verdachte, die zelf hoofdzakelijk in Roemenië verblijft, aan [betrokkene 1] om geld naar hem over te maken voor doeleinden, het bestaan waarvan hij achteraf bij de politie heeft ontkend en die dus kennelijk door hem waren verzonnen. De verdachte heeft derhalve doelbewust een foute voorstelling van zaken gegeven over zijn financiële problemen. Uit het transactie overzicht blijkt bovendien dat de verdachte in de periode van 25 mei 2009 tot en met 7 mei 2010 in totaal € 10.500 heeft ontvangen, zijn zus € 15.850 en zijn moeder € 600. Het hof gaat er, evenals de rechtbank bij gebrek van enige objectieve aanwijzing van het tegendeel, van uit dat het gehele bedrag (mede) aan de verdachte ten goede is gekomen.
- geen (oogmerk van) uitbuiting
Het hof heeft echter niet kunnen vaststellen dat van (het oogmerk van) uitbuiting sprake is geweest. De verklaring van [betrokkene 1] dat zij een liefdesrelatie met de verdachte had, terwijl de verdachte over deze relatie om hem moverende redenen anders en wisselend bij de politie heeft verklaard, leidt immers op zichzelf niet tot de conclusie dat sprake is van een dusdanig afhankelijke positie van het slachtoffer aan de verdachte - die de verdachte dan ook moet hebben beseft - dat die ertoe heeft geleid dat zij niet de vrijheid had om te stoppen met haar werkzaamheden in de prostitutie. De verdachte heeft weliswaar op schaamteloze wijze geprofiteerd van [betrokkene 1] , maar niet kan worden gezegd dat zijn handelen als noodzakelijk en door hem gewild gevolg heeft meegebracht dat [betrokkene 1] door hem werd of zou worden uitgebuit. Het voorhanden bewijsmateriaal is onvoldoende om te kunnen spreken van een dermate ernstige inbreuk op de lichamelijke of geestelijke integriteit of persoonlijke vrijheid van [betrokkene 1] dat in dit geval (het oogmerk van) uitbuiting bewezen kan worden geacht.
Nu ook overigens niet uit enig ander bewijsmiddel blijkt dat er enige mate van druk op haar of anderen is uitgeoefend en het slachtoffer zelf bovendien ontkent dat zij door de verdachte is misleid haar verdiensten af te staan, is naar het oordeel van het hof in dit geval niet wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is van (het oogmerk van) uitbuiting, zodat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde integraal dient te worden vrijgesproken.
Nu evenmin kan worden bewezen dat de verdachte voornoemde geldbedragen uit enig misdrijf heeft verkregen, zal hij eveneens van het onder 2 ten laste gelegde witwasfeit worden vrijgesproken."