In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2018 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 1 februari 2018. Het ging om aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2009 en 2010. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep in cassatie ontvankelijk was. Uit het procesdossier bleek dat het beroepschrift op 25 juni 2018 was ingediend, terwijl de termijn voor het indienen van het beroep op 15 maart 2018 was verstreken. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te reageren op de overschrijding van de termijn, maar belanghebbende heeft niet gereageerd. De Hoge Raad concludeerde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat het beroepschrift tijdig ter post was bezorgd. Hierdoor werd het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad oordeelde verder dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.