Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
9 oktober 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de rechtmatigheid van een doorzoeking van een auto na toestemming van de verdachte. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 23 december 2016 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1984, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat J. Kuijper. De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat het middel niet tot cassatie kan leiden, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep op 9 oktober 2018, waarbij het arrest is gewezen door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.S. Kea. De uitspraak bevestigt de rechtmatigheid van de doorzoeking, mits er een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit bestaat.