Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
9 oktober 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte is veroordeeld voor moord op zijn ex-partner. De Hoge Raad heeft op 9 oktober 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 16/05789. De verdachte, geboren in 1987, heeft cassatie ingesteld tegen de veroordeling tot achttien jaar gevangenisstraf. De advocaat van de verdachte, A.A. Franken, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vermindering van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld. Het eerste middel werd verworpen, omdat het niet tot cassatie kon leiden. Het tweede middel, dat betrekking had op de redelijke termijn in de cassatiefase, werd gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. Dit leidde tot de conclusie dat de opgelegde gevangenisstraf van achttien jaar moest worden verminderd.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De straf werd verminderd tot zeventien jaren en zes maanden, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen. Deze uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de gevolgen van overschrijding daarvan voor de opgelegde straffen.