ECLI:NL:HR:2018:1857

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 oktober 2018
Publicatiedatum
4 oktober 2018
Zaaknummer
18/01596
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid beroep in cassatie inzake naheffingsaanslag parkeerbelasting gemeente Amsterdam

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 oktober 2018 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting die aan de belanghebbende was opgelegd door de gemeente Amsterdam. De belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroep op betalingsonmacht is afgewezen, omdat niet voldaan was aan de daarvoor geldende criteria.

De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en heeft een termijn gesteld voor betaling. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig voldaan. De belanghebbende heeft ook geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de aanmaningen van de griffier.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 5 oktober 2018.

Uitspraak

5 oktober 2018
Nr. 18/01596
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Amsterdamvan 13 maart 2018, nr. AMS 17/5780 V, betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Amsterdam.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
Naar aanleiding van de door belanghebbende verstrekte gegevens is het beroep op betalingsonmacht bij brief van 17 mei 2018 afgewezen, omdat niet is voldaan aan de daarvoor geldende criteria. Tevens is in die brief meegedeeld dat bij niet-tijdige betaling van het griffierecht het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk kan worden verklaard.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 16 juni 2018, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgehaald op de afhaallocatie, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 23 juli 2018, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2018.