ECLI:NL:HR:2018:1852

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 oktober 2018
Publicatiedatum
4 oktober 2018
Zaaknummer
18/01076
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 oktober 2018 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 29 januari 2018, betreffende een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Den Haag. De belanghebbende had het beroep in cassatie ingesteld, maar had verzuimd het verschuldigde griffierecht tijdig te betalen. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 29 mei 2018 per aangetekende brief gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Aangezien het griffierecht niet was voldaan, heeft de griffier de belanghebbende op 28 juni 2018 opnieuw in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. De belanghebbende heeft echter van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en de zaak is afgesloten met de verklaring van niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie.

Uitspraak

5 oktober 2018
Nr. 18/01076
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 29 januari 2018, nr. SGR 17/3773 V, betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Den Haag en de daarbij gegeven beschikking inzake kosten wielklem.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 29 mei 2018, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende laatstelijk bij aangetekende brief van 28 juni 2018, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL eveneens is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na dagtekening van deze brief mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2018.