Uitspraak
zetelende te Stadskanaal,
gevestigd te [plaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
5 oktober 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 oktober 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Gemeente Stadskanaal tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een geschil over ongerechtvaardigde verrijking en de uitleg van het begrip 'schade' in de context van een bankgarantie. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland en het arrest van het hof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De gemeente heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarin zij niet in het gelijk werd gesteld. De verweerster heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is toegelicht door de advocaten van beide partijen. De Advocaat-Generaal M.H. Wissink heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de gemeente veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 4.872,34, bestaande uit verschotten en salaris voor de advocaat van de verweerster.
Dit arrest is openbaar uitgesproken door de voorzitter C.E. du Perron, die ook de uitspraak heeft gedaan, samen met de raadsheren C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff.