ECLI:NL:HR:2018:1842

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 oktober 2018
Publicatiedatum
4 oktober 2018
Zaaknummer
17/03224
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over brandverzekering en bewijswaardering in geval van brandstichting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 oktober 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een brandverzekering. De eisers, bestaande uit verschillende schadeverzekeringsmaatschappijen, hebben cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest was eerder gewezen op 11 april 2017 en betrof de vraag of er sprake was van merkelijke schuld in de zin van artikel 294 (oud) van het Wetboek van Koophandel, in het kader van een brandstichting. De Hoge Raad verwijst naar eerdere arresten, waaronder een arrest van 21 juni 2013, waarin vergelijkbare juridische vragen aan de orde kwamen.

De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers in cassatie niet gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling met zich meebrachten. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten zijn begroot op € 395,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris aan de zijde van de verweerster.

Deze uitspraak benadrukt het belang van bewijswaardering in zaken van brandstichting en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtsontwikkeling en rechtseenheid. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer C.E. du Perron.

Uitspraak

5 oktober 2018
Eerste Kamer
17/03224
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Den Haag,
2. AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Den Haag,
3. ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht,
4. REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
5. de vennootschap naar Belgisch recht
ALLIANZ BENELUX N.V., als rechtsopvolgster van London Verzekeringen N.V.,
gevestigd te Brussel, België,
EISERESSEN tot cassatie,
advocaten: mr. D. Rijpma en mr. M.S. van der Keur
t e g e n
1. [verweerster 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
e n
2. [verweerder 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
3. [verweerster 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Eiseressen zullen hierna ook worden aangeduid als de verzekeraars, verweerster onder 1 als [verweerster 1] en verweerders onder 2 en 3 als de erven [betrokkene 1].

1.Het geding

Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar:
a. zijn arrest in de zaak 10/04461 van 21 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ8317, NJ 2014/248;
b. de arresten in de zaak 200.145.828/01 en 200.012.026/02 van het gerechtshof Den Haag van 28 april 2015 (2x) en 11 april 2017.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het tweede geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 11 april 2017 hebben de verzekeraars beroep in cassatie ingesteld.
De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster 1] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor de verschenen partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de verzekeraars in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster 1] begroot op € 395,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris en aan de zijde van de erven [betrokkene 1] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
5 oktober 2018.