In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de toestemming van de rechter-commissaris voor de onderhandse verkoop van activa in het faillissement van Hospital Waste Services B.V. De vennootschappen LM Vermietungs GmbH & Co. KG en LM Holding GmbH & Co. KG, beide gevestigd in Duitsland, hebben cassatie ingesteld tegen de curator, mr. R.P. van Boven, en een andere verweerster. De zaak draait om de vraag of de curator toestemming mocht verlenen voor de onderhandse verkoop van activa aan een aan [A] gelieerde partij, zonder dat hoger beroep openstond voor de schuldeiser LM. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de bezwaren van LM zich niet richtten tegen de onderhandse verkoop als zodanig, maar tegen de verkoop aan een specifieke partij. Dit leidde tot de conclusie dat LM niet-ontvankelijk was in haar hoger beroep, omdat de wetgever niet heeft gewild dat tegen de beslissing van de rechter-commissaris om toestemming te geven voor onderhandse verkoop hoger beroep openstaat. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 16 februari 2018 vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. Tevens is [verweerster 2] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.