ECLI:NL:HR:2018:1794

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
17/02987
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een overeenkomst van opdracht tussen cliënt en advocaat wegens tekortkoming

In deze zaak gaat het om de ontbinding van een overeenkomst van opdracht tussen eisers, een cliënt en hun advocaat, wegens een tekortkoming. De Hoge Raad heeft op 28 september 2018 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak, waarbij de eisers in cassatie waren tegen een eerder arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De rechtbank Oost-Brabant had eerder vonnissen gewezen in deze zaak, waarnaar de Hoge Raad verwijst. De eisers stelden dat de tekortkoming van de advocaat de ontbinding van de overeenkomst niet rechtvaardigde. De advocaat van de eisers heeft de zaak toegelicht, terwijl de verweerster niet verschenen was. De Advocaat-Generaal B.J. Drijber heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eisers niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot.

Uitspraak

28 september 2018
Eerste Kamer
17/02987
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1] ,
2. [eiseres 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] , Duitsland,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. M.B.A. Alkema,
t e g e n
[verweerster] , handelend onder de naam [A] ,
gevestigd te [plaats] ,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerster] .

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/01/263210/HA ZA 13-374 van de rechtbank Oost-Brabant van 21 augustus 2013, 2 april 2014 en 10 september 2014;
b. het arrest in de zaak 200.165.677/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 21 maart 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] c.s. toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft op 17 mei 2018 schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
28 september 2018.