Uitspraak
beiden wonende te [woonplaats] , Duitsland,
gevestigd te [plaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
28 september 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontbinding van een overeenkomst van opdracht tussen eisers, een cliënt en hun advocaat, wegens een tekortkoming. De Hoge Raad heeft op 28 september 2018 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak, waarbij de eisers in cassatie waren tegen een eerder arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De rechtbank Oost-Brabant had eerder vonnissen gewezen in deze zaak, waarnaar de Hoge Raad verwijst. De eisers stelden dat de tekortkoming van de advocaat de ontbinding van de overeenkomst niet rechtvaardigde. De advocaat van de eisers heeft de zaak toegelicht, terwijl de verweerster niet verschenen was. De Advocaat-Generaal B.J. Drijber heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eisers niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot.