Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
25 september 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, gedateerd 23 december 2016, met nummer 22/002353-16. De verdachte, geboren in 1984, heeft beroep in cassatie ingesteld. De advocaat van de verdachte, J.J.E. Stout uit Rotterdam, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 25 september 2018 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren A.J.A. van Dorst en M.J. Borgers, in aanwezigheid van waarnemend griffier H.J.S. Kea, en is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.