ECLI:NL:HR:2018:175

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 februari 2018
Publicatiedatum
8 februari 2018
Zaaknummer
17/04507
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieverzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling en beoordeling van klachten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 februari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieverzoek van betrokkene, die door de rechtbank niet-ontvankelijk was verklaard in zijn verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling. Het verzoek was ingediend tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam, die op 21 juni 2017 verschillende beschikkingen had gedaan. De Hoge Raad verwijst naar zijn eerdere beschikking van 25 november 2016, waarin de context van de zaak werd geschetst. De officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam is als verweerder in cassatie betrokken, maar heeft geen verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd beoordeeld. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was dat het cassatieberoep moest worden verworpen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de beslissing van de rechtbank bevestigt en het beroep verwerpt.

De beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheren, waarbij A.M.J. van Buchem-Spapens als voorzitter fungeerde. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsontwikkeling en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtseenheid in het Nederlandse rechtssysteem.

Uitspraak

9 februari 2018
Eerste Kamer
17/04507
TT/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE BIJ HET ARRONDISSEMENTSPARKET AMSTERDAM,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.

1.Het verloop van het geding

Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar:
a. zijn beschikking in de zaken 16/03895 en 16/04137 van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2711;
b. de beschikkingen in de zaken C/13/630501/FA RK 17-3869, C/13/628716/FA RK 17-3079 en C/13/622869/FA RK 17-588 van de rechtbank Amsterdam van 21 juni 2017.
De beschikking C/13/628716/FA RK 17-3079 van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het tweede geding in cassatie

Tegen laatstgenoemde beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
9 februari 2018.